Als kind stond ik eens oog in oog stond met een wolf. Tenminste, dat dacht ik. Een jaar of 6 waarschijnlijk, op stap in de Ardennen met de jeugdbeweging. Een heilige schrik hield ik eraan over. De wolf terug in ons land? Onverhoeds springt dat beeld weer op in mijn voorste hersenkwab.
Angst voor de wolf is blijkbaar een oergegeven. Ook de Bijbel spreekt ervan mee.
Nochtans was de wolf een van de eerste huisdieren, zegt Dik van der Meulen, die er een boek over schreef (De kinderen van de nacht). In zijn getemde vorm veranderde de wolf binnen enkele generaties van uiterlijk: de poten werden iets korter, de oren langer. Hij werd betrouwbaarder en ten slotte de beste vriend van de mens: hond.
Maar bij gebrek aan konijn, hert en ree in het wild kon de wolf zich ook op schapen storten, of erger nog, kinderen die koeien hoedden. Hondsdolheid is de oorzaak van griezelverhalen. Die onberekenbare factor werd het doodvonnis van de wolf. In onze contreien werd hij uitgeroeid.
Eigenlijk zegt onze omgang met de wolf meer over ons, mensen, dan over het dier, vindt Van der Meulen. Het zegt iets over onze omgang met de natuur in het algemeen en over eigen kenmerken die we op de wolf projecteerden.
Ook Bijbel stigmatiseert wolf
In het Bijbelboek Wijsheid van Jezus Sirach (hoofdstuk 13, vers 17) windt de schrijver er geen doekjes om: Kan een wolf samenleven met een lam? Evenmin een zondaar met een vrome!
De wolf staat voor de mens die geneigd is tot zonde. Het lam voor zuiverheid.
Zonde en zuiverheid staan tegenover elkaar als natuurlijke vijanden. Het lam is bij uitstek het symbool van zuiverheid. Denk aan Jezus, Lam van God.
Dan klinkt het visioen van Jesaja (hoofdstuk 11, vers 6) des te merkwaardiger: De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden.
Dit magnifieke beeld wordt op het einde van Jesaja nogmaals opgeroepen (hoofdstuk 65, vers 25): Dan grazen de wolf en het lam eensgezind, de leeuw eet dan hooi zoals het rund, terwijl de slang zich voeden zal met stof. Niemand zal nog kwaad doen of onheil stichten op heel mijn heilige berg’, zegt de HEER.
In dit tafereel doet niemand nog kwaad en is ook de wolf geen bedreiging meer.
In een schilderij van de Amerikaanse quaker Edward Hicks (1780-1849) buigt het dier ootmoedig de kop.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.