Mijn kleinzoon heeft twee kleine verplaatsbare goaltjes in zijn tuin. Daar oefent hij geduldig om ooit Rode Duivel te worden. Op een keer scoorde hij en zijn mama zei enthousiast: ‘Hoera! Nu moet je vieren!’ Maar hij antwoordde bloedserieus: ‘Nee, mama, ik dank de goden.’ En hij spreidde zijn armen naar de hemel.
Er heerst in ons land veel onverdraagzaamheid tegenover uitingen van geloof. Het ondermijnt wel eens mijn vertrouwen in een pluralistische toekomst. Misprijzen of hoongelach zijn nooit een teken van respect. Maar je kunt zeggen wat je wilt, argumenten aanbrengen en met fijne humor drogredeneringen ontkrachten...
Aan de kruisjes van Lukaku kun je niet tippen. Die spreken voor zich en krijgen weinig tegenwind.
Onze ‘duivels’ mogen gelovig zijn als ze dat verkiezen. Alles voor de goede zaak.
Misschien stemt het godsbeeld van Lukaku en zijn vrienden niet helemaal overeen met het mijne.
Ik vraag God niet om goals, maar soms wel om op andere gebieden te scoren.
En misschien is op je knieën vallen en God danken als je dolgelukkig bent of tegen hem huilen als je ongelukkig bent en dat ook delen met de mensen om je heen, eigenlijk nog niet zo gek.
In elk geval maken heel wat sporters hun geloof zichtbaar voor miljoenen mensen.
Zonder er verder veel woorden aan vuil te maken. Zodat mijn kleinzoon en al die andere mensen weten dat dit iets is wat je kunt doen als je heel blij bent. Of als er iets belangrijks te gebeuren staat.
Mijn kleinzoon oefent dapper verder. Met goals trappen en met het spreiden van zijn armen. Afwachten hoe ver hij komt.