Het gonst in de media van termen als pluralisme, multiculturalisme en openheid voor andere overtuigingen en levenskeuzes. De tijd waarin iedereen hetzelfde dacht en deed, ligt definitief achter ons, zo wordt ons voorgespiegeld.
In de praktijk ligt het toch allemaal een stuk ingewikkelder.
Toen ik begon aan mijn studie Godsdienstwetenschappen kregen we bij het begin van bijna elk vak te horen dat religie te maken had met verbondenheid. Ook al zat het journaal toen – net als nu – vol met berichten die het tegendeel bewezen: Noord-Ierland, het Midden-Oosten, scheldende mensen bij abortusklinieken enzovoort.
In vrede en respect omgaan met mensen met andere opvattingen is ons blijkbaar niet aangeboren.
We moeten er een leven lang hard aan werken en zelfs dan is het nooit ‘verworven’. Er hoeft maar iets kleins te gebeuren en de vlam zit weer in de pan: wat denkt die wel! Hoe haalt zij het in haar hoofd! Dat is toch niet normaal!
Onze eigen kerkgemeenschappen als oefenplekken
Laten we om te beginnen eens kijken naar onze eigen kerkgemeenschappen. Die zouden toch de oefenplek bij uitstek moeten zijn voor samenleven in harmonie. Sinds we met zijn allen mondiger zijn geworden (en wie zou willen terugkeren naar de tijd voordien?) leven er ook in onze eigen parochies, geloofsgroepen allerhande, geloofstijdschriften en -websites allerlei meningen en praktijken naast elkaar. Soms gaat het om kleine nuanceverschillen, maar vaak gaat het meer naar de kern. Dan schuilt er achter een uitspraak, praktijk, gewoonte of vormgeving een heel andere opvatting over God en geloof.
Geen wonder dat zoiets wel eens vuurwerk geeft!
Gregoriaanse missen katapulteren mij terug naar de tijd dat ik me als 10-jarige afvroeg hoeveel minuten je in ’s hemelsnaam over één lettergreep kon doen en hoe lang het zou duren voordat ik weer naar buiten mocht.
Maar ik heb geleerd dat er mensen zijn die juist dichter bij God komen door deze klanken en ik accepteer dat.
Een priester die een boordje draagt, benader ik spontaan met de nodige achterdocht. Waarom heeft die man een uniform nodig? De priesters die mij als jongere bezielden, droegen truien met een rolkraag (toen helemaal in de mode). Met enige moeite kan ik erin komen dat jongeren juist appreciëren dat mensen uitkomen voor wie ze zijn en waar ze voor staan. Als dat moet met een priesterboordje.
Voor sommige parochianen een brug te ver
Onlangs liet een medewerker van de kindernevendienst in onze parochie de kinderen de gaven voor het altaar in een kleine optocht naar voren brengen.
Kinderen vinden het altijd leuk om iets meer te mogen doen in de kerk.
Voor sommige trouwe parochianen was dat een paar bruggen te ver: een offergang zou suggereren dat we de mis als een offer zien, Jezus die moest sterven voor onze zonden voordat God ons weer kon vergeven, enzovoort. Dat is niet de manier waarop wij gewoon zijn te spreken en te denken over de eucharistieviering. Wij komen samen om te gedenken hoe Jezus leefde en stierf, en op die manier ons leven te laten inspireren. En daar paste volgens sommigen dus geen ‘offergang’ bij, zelfs niet van kinderen.
Ook als het gaat over vrouwen die voorgaan, lopen de gemoederen vaak hoog op. Voor de ene groep gaat het niet ver genoeg en is het belachelijk dat vrouwen die gepreekt hebben niet de hele tafeldienst mogen voorgaan. Voor anderen is zelfs een vrouw die preekt niet in de haak. En in woordenwisselingen daarover wordt vaak zwaar geschut bovengehaald.
En dan hebben we het nog niet over echt inhoudelijke stellingnames gehad.
Mag een homokoppel een huwelijksinzegening krijgen in de kerk?
Wat doe je als geloofsgemeenschap voor de vluchtelingen in je gemeente? Hoe solidair zijn we met mensen die langdurig ziek zijn? Bereiken we echt de mensen aan de rand van onze samenleving? Hoe gaan we in gesprek met jongeren? Kunnen we gezinnen met opgroeiende kinderen niet beter ondersteunen? Enzovoort.
Met vallen en opstaan
Ik heb geleerd dat we er met discussiëren niet uitkomen, ook al zullen we niet ophouden om dat te doen: we zullen elkaar nooit kunnen overtuigen. Misschien moeten we dringend leren leven met de gedachte dat de anderen het net zo goed voorhebben met het geloof en de kerk als wij. Ook al zijn hun meningen of gewoontes in onze ogen verouderd, bekrompen, totaal losgeslagen of al te modieus.
Misschien moeten we onszelf keer op keer overtuigen van de gedachte dat wij allemaal, met vallen en opstaan, proberen Gods droom waar te maken.
Dat ons hart bij dezelfde Jezus ligt. Dat we geen vijanden, maar bondgenoten zijn. Dat het misschien juist goed is dat er vele stemmen zijn in onze kerk, zodat iedereen iets vindt waardoor hij of zij kan worden aangesproken en geraakt. Dat helpt alleen maar om meer mensen te bereiken en het Rijk Gods te laten groeien.
Zullen we er op het cruciale moment aan denken? Misschien kunnen we er een extra bede voor inlassen in onze eucharistievieringen. Bij de voorbeden. Of nog beter bij de schuldbelijdenis. Zodat we elkaar niet loslaten, wat er ook gebeurt. Het lichaam van Christus heeft vele ledematen, dat wist Paulus al. En allemaal zijn ze even hard nodig.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.