We zijn uitgenodigd op ‘iftarmee’ in een gezin van Turkse origine. In een gastvrije familie met een open hart en een tafel vol heerlijkheden.
‘Vorig jaar viel de ramadan in de examens, dat was moeilijk’, legt de mama uit. ‘Op de school van onze dochters (nu 17 en 15) lezen ze elke dag een half uur uit de Koran, en dat kwam dan bij hun gewone studiewerk. En dan de hele dag geen eten of drinken, dat was zwaar. Gelukkig vallen de examens nu pas later.’
Of er dan geen uitzondering kan gemaakt worden, wil iemand van de iftargasten weten.
Maar dat kan alleen als je ernstig ziek bent, een dringende behandeling moet krijgen, borstvoeding geeft of op reis moet. Niet voor examens dus. Wie diabetes heeft bijvoorbeeld, kan zijn ramadan afkopen door elke dag het bedrag van de kostprijs van een dag voedsel te schenken.
Wij knikken. We zijn onder de indruk: dit is allemaal goed geregeld. Er is over nagedacht. Er is zorg voor wie echt niet kan meedoen met de ramadan, maar je komt niet zomaar weg met een slap excuus.
De ramadan is een ernstige zaak.
Toch bekruipt mij regelmatig het gevoel dat de regels hier boven de redelijkheid gaan.
In de oorspronkelijke moslimlanden duurt de dag ongeveer even lang als de nacht, het hele jaar door. Maar bij ons maakt het een behoorlijk verschil of de ramadan in december of in juni valt. Is het nodig om het zo moeilijk te maken? Kun je de regel dan niet gewoon aanpassen naar dagen van twaalf uur voor iedereen, zodat je altijd een normale ramadanmaand hebt?
Wie is erbij gebaat om zo extreem te zijn?
Of doen alle religies dat? Doen we het zelf misschien ook af en toe? Als een mis of een doop pas ‘geldig’ is als er bepaalde woorden door de juiste persoon zijn uitgesproken?
Gelovige mensen willen kost wat kost het wezenlijke veilig stellen.
We leggen dat vast in allerlei regels, en misschien slaan we daarin soms te ver door. Misschien moet de samenleving ons dat ook maar vergeven, omdat het soms de enige manier is om wat ons heiig is te bewaren.
Tegelijk hebben we een grote leermeester, die ons meetrekt naar een andere houding. Een houding van vrijheid die mogelijk is als ons hart genoeg verbonden is met God.
‘De mens is er niet voor de sabbat, maar de sabbat is er voor de mens’, zegt Jezus fijntjes.
Dat zou je ook kunnen toepassen op de ramadan. Maar het is niet aan ons om dat te doen. Wij hebben nog genoeg eigen katten te geselen.
Daarom wens ik uit de grond van mijn hart aan alle moslims een goede verdere ramadan en een gelukkig ‘klein feest’ op het einde. Want als zoveel mensen stilstaan bij wat belangrijk is in hun leven, is dat altijd een zegen voor onze samenleving.
(Met dank aan de familie A. uit H.-Z.)