Vaak werden kerken opzettelijk vernield, maar nog vaker werden zij getroffen door beschietingen tijdens de gevechten tussen leger en rebellen.
Volgens het Syrische Netwerk voor de Mensenrechten zijn er sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië al 122 kerken vernield. Een deel daarvan werd opzettelijk vernield door radicale groepen zoals de zelfverklaarde Islamitische Staat (IS), dat het klooster van Homs met de hulp van bulldozers met de grond heeft gelijkgemaakt. Maar de grote meerderheid van de kerkgebouwen werd vernietigd of beschadigd omdat zij op dat moment in de frontlinie lagen van de strijd. En dat impliceert dat alle strijdende partijen zich aan vernielingen hebben schuldig gemaakt.
Meest getroffen is de stad Aleppo, waar 34 kerkgebouwen werden vernield of zwaar beschadigd. Vierentwintig kerken waren het doelwit van rebellengroepen, de andere tien werden door het leger van president Bashar al-Assad in puin geschoten. Ook in de regio van Homs werden verschillende gebedsplaatsen geraakt. Volgens het netwerk is dat de verantwoordelijkheid van Rusland of van het Syrische leger, ook al worden er geen concrete details versterkt.
In Syrië leven nog 23 miljoen inwoners. Daarvan is nauwelijks 10 procent christen. Maar meer dan de helft van de christelijke bevolking is de afgelopen 20 jaar naar het buitenland gevlucht. Het Syrische Netwerk voor de Mensenrechten bemerkt nog dat de vernieling van kerken vaak gebruikt wordt als middel om de christenen te intimideren en weg te jagen.