Mensenrechtenorganisaties waarschuwen ervoor dat Indonesië almaar minder verdraagzaam wordt tegenover de religieuze minderheden in het land.
Indonesië, het grootste moslimland ter wereld, stond jarenlang bekend als verdraagzaam tegenover de religieuze minderheden. 87 procent van de meer dan 260 miljoen mensen in Indonesië zijn moslim.
Volgens het Setara Institute for Democracy and Peace dreigt Indonesië die reputatie snel te verliezen. Onder meer het aantal klachten over godslastering is tussen 2017 en 2018 opnieuw gestegen van 9 tot 25. Tussen 2003 en 2014 werden 89 gevallen van godslastering geregistreerd. Dat aantal daalde met het aantreden van de nieuwe gematigde Indonesische president Joko Widodo, maar lijkt nu opnieuw te hervatten. Bovendien maken islamitische geestelijken zich almaar vaker schuldig aan haatpreken en lijkt godsdienst door bepaalde politici meer en meer misbruikt te worden om kiezers te winnen.
Bij 90 procent van de klachten gaat het over godslastering tegen de islam. Bijna nooit wordt iemand vrijgesproken.
Illustratief voor het veranderende klimaat, zo meldt Vatican News, is de buitensporige veroordeling van een 44-jarige boeddhist. Die werd in Noord-Sumatra veroordeeld tot 18 maanden gevangenis omdat hij had geklaagd over de luide oproep tot gebed van de muezzin. De veroordeling kwam er nadat het huis van zijn moeder ook al 4 keer was geplunderd. In 2016 werd een wet goedgekeurd met een verbod voor haattoespraken tegen etnische en religieuze minderheden. Maar de uitvoering daarvan laat vaak te wensen over. Volgens mensenrechtenorganisaties is de president bang om kordaat op te treden, omdat hij vreest daarmee steun te verliezen bij de moslimgemeenschap. Bovendien lijkt Ma'ruf Amin, de 75-jarige islamitische rechts- en schriftgeleerde die Widodo heeft aangewezen als zijn running mate voor de presidentsverkiezingen van van 2019, meer en meer toenadering te zoeken met hardliners.