Pleidooi voor een genereus samenleven
Prof Burggraeve zal je niet terugvinden in tv-programma’s als De Slimste Mens en De Afspraak of in lange radiogesprekken. Kranten staan al evenmin te dringen voor een interview. Toch hangen mensen, zowel studenten als diegenen die een van zijn lezingen bijwonen, aan zijn lippen. De publieksprijs maakt duidelijk dat hij met zijn pleidooi voor de kleine goedheid en broederlijkheid, in een tijd van polarisatie en toenemende uitsluiting, opnieuw een ruim publiek aanspreekt.
Goedheid duikt telkens opnieuw op tijdens grote crisissen, wanneer mensen in de steek dreigen gelaten te worden, wanneer wij zoeken naar manieren om de andere nabij te zijn. Maar er zijn mensen nodig om haar vorm te geven. Roger Burggraeve
Gesprekken met Burggraeve hebben telkens iets van een metanoia-ervaring. Dat is opnieuw het geval met zijn bekroonde boek: Geen toekomst zonder kleine goedheid. Hoewel het al voor de coronapandemie werd geschreven, heeft het ook een hoopvolle boodschap voor deze moeilijke en complexe tijd: kleine goedheid is onoverwinnelijk, zelfs al lijkt er geen uitzicht op een happy end. De kwetsbare, fragiele, onvolmaakte mens, die het ons ongemakkelijk maakt, is telkens een uitnodiging tot bekering, omdat hij aanspoort tot mededogen, barmhartigheid en broederlijkheid. Hij toont de mogelijkheid tot goedheid en erbarmen, al zijn mensen daartoe niet per definitie geprogrammeerd. Goedheid en barmhartigheid zijn een mirakel. Maar zij zijn telkens ook een genade. Systemen zoals het stalinisme en andere sociale utopieën hebben de beste der mogelijke werelden beloofd. Maar zij zijn nooit erin geslaagd die belofte te vervullen. Mensenrechten staan boven elk systeem. Het laatste woord komt van de verhouding van de ene tegenover de andere. Kleine goedheid humaniseert de samenleving en geeft relaties tussen mensen opnieuw een menselijk gelaat. Zij koestert argwaan tegenover sociale organisaties en systemen die zich verheffen tot utopie, waardoor kritiek niet langer mogelijk is. Zij is een hefboom voor het individuele geweten dat zich niet laten neerslaan en onderdrukken. Zij is als een klein grassprietje, dat wordt platgetrapt maar telkens opnieuw herrijst.
Die kleine goedheid wordt ook weerspiegeld in het 25ste hoofdstuk van Matteüs. Het christendom is niet vanuit zijn theologie, maar vanuit zijn praktijk van barmhartigheid en naastenliefde relevant en vanuit de kleine goedheid die God als liefde openbaart. God wordt in de Bijbel omschreven als 'rechem' (baarmoeder - de andere in zich dragen om te laten geboren worden). Maar wij kunnen slechts in die goedheid delen door de praktijk, door zelf goed te doen. Geloven is niet op de eerste plaats weten of hopen, al is dat belangrijk. Geloven is op de eerste plaats 'doen'. Het eerste gebod is de liefde tot God en de liefde tot de naaste (Barmhartige Samaritaan), die ook in ons lichaam, in onze geest en in onze ziel werd gelegd. Dat is de bron van alle theologie. De paus verwijst daarnaar in zijn laatste encycliek met zijn voorstelling van Jezus als universele mensenbroeder (Charles de Foucauld).