Sinds 1947 is het aantal niet-moslims in Pakistan dramatisch gedaald door een overheidsbeleid van systematische marginalisering en brutale onderdrukking van de religieuze minderheden, onder meer ontvoering en gedwongen bekering van jonge meisjes uit christelijke, hindoe-, sikh- en andere gemeenschappen.
In 1947 vertegenwoordigden de religieuze minderheden 23 procent van de bevolking van Pakistan, vandaag nauwelijks nog 3 tot maximum 4 procent. Asian Lite International
De naar schatting 12,5 miljoen leden van de religieuze minderheden worden feitelijk als tweederangsburger behandeld. Hun kansen op het vlak van onderwijs en werkgelegenheid zijn beperkt, handelszaken riskeren voortdurend vernield te worden en zij krijgen moeilijk toegang tot sociale voorzieningen. Hun godsdienstvrijheid en vrijheid van eredienst worden op allerhande manieren aan banden gelegd. Tot overmaat van ramp geeft de staat vaak steun aan extremistische groepen die de religieuze minderheden viseren.
Ontvoering
Honderden jonge meisjes worden ontvoerd en gedwongen om zich te bekeren en te trouwen. Na de ontvoering hoeven hun families geen enkele steun te verwachten van de politie of de plaatselijke overheid, die weigeren om beschuldigden te vervolgen en te bestraffen. Een tweede bron van systematische repressie zijn de draconische wetten inzake godslastering die aanleiding geven tot willekeur en waarbij de slachtoffers zelf hun onschuld moeten bewijzen. De sjiieten (5 à 7 procent van de moslims in Pakistan) en de Ahmadi-moslims (die door de meeste Pakistaanse moslims niet als moslim worden beschouwd) leven voortdurend in angst. Hun leven als burger in Pakistan is vaak nog slechter dan dat van hindoes en christenen. Farahnaz Ispahani, van 2008 tot 2012 media-adviseur van president Pervez Musharraf, spreekt in haar boek over een langzame genocide tegen religieuze minderheden in Pakistan. Maar in tegenstelling tot die in nazi-Duitsland verloopt deze genocide stapje voor stapje, maar wel al 76 jaar lang …
Bron: Asian Lite International