Volgens The New York Times is het zonneklaar dat in Pakistan de smerigste en gevaarlijkste jobs 'voorbehouden' zijn voor de christenen.
The New York Times heeft eerder van de week een artikel gepubliceerd over de mensonwaardige arbeidsomstandigheden van de christenen in sommige delen van Pakistan. Volgens de Amerikaanse kwaliteitskrant moeten zij daar de vuilste en de gevaarlijkste jobs verrichten. Veelal gaat het om afstammelingen van hindoes van de laagste kasten, die zich tot het christendom hebben bekeerd. Om te overleven moeten zij, op gevaar van eigen leven en meestal zonder de nodige bescherming, de vuilste, gevaarlijkste en meest marginale werkjes uitvoeren.
NYT brengt onder meer het getuigenis van arbeider Eric Jamshed, die elke dag de riolen van de naar schatting 20 miljoen inwoners tellende stad Karachi moet ruimen. Elke dag bid ik tot Jezus om mij te beschermen. Jamshed moet elke dag aan de slag tussen het stinkende slib en de gasleidingen, zonder handschoenen noch andere vormen van elementaire bescherming.
De krant wijst erop dat India discriminatie op basis van de sociale kaste – alvast wettelijk – heeft verboden. Maar in Pakistan bestaat die achterstelling nog altijd. Bovendien lijkt de staat die zelfs te stimuleren. Zo plaatste het Pakistaanse leger in juli advertenties voor rioolvegers. De kandidaten werden gewaarschuwd dat uitsluitend christenen voor de baan in aanmerking kwamen.