Hoewel het christendom dankzij de apostel Thomas al tweeduizend jaar geleden verspreid werd in India, worden de christenen er nog steeds vaak niet echt aanvaard. Maar onder de nieuwe hindoenationalistische premier Modi is de openlijke vervolging van christenen angstaanjagend toegenomen. Volgens Open Doors worden er per week tien kerken in brand gestoken en tien priesters of voorgangers van christelijke gemeenten in elkaar geranseld.
Volgens Joseph D’Souza, de voorzitter van de Indiase Raad van Kerken, heeft het hindoeïsme in essentie respect voor andere godsdiensten. Hindoenationalistische bewegingen, onder wie de Hindoewereldraad, hebben dat geloof gekaapt. Dit resulteert in geweld tegen christenen en andere religieuze minderheden.
Extremisten zijn in het hele land actief, maar premier Modi is allerminst geneigd het geweld te stoppen.
De Indiase jezuïet en mensenrechtenactivist Cedric Prakash noemt de regering van Modi een bedreiging voor alle minderheden in het land. Hij meent dat zelfs de sociale diversiteit van het land dreigt aangetast te worden. Er wordt stemming gemaakt tegen christenen en moslims. Christelijke of islamitische bekeerlingen worden gedwongen om terug te keren naar het hindoeïsme.
Dat het christendom zo geviseerd wordt, heeft volgens D’Souza ook te maken met het koloniaal verleden. Hindoenationalisten streven de eenheid en integriteit van India na. Maar juist in het noorden van het land, waar veel christenen wonen, zijn sterke onafhankelijkheidsbewegingen actief.
Bron: Ucanews/Radio Vaticana (Duitstalig)