Op een ogenblik waarop Afrikaanse landen, onder meer DR Congo, nog aan het bekomen zijn van de ebola-epidemie, dreigt Afrika ten prooi te vallen aan de coronapandemie. Katherine Marshall, Olivia Wilkinson en Dave Robinson, alle drie verbonden aan Berkley University (VS), roepen hulporganisaties en staten op om in de strijd tegen het virus lessen te trekken uit de ervaringen in de strijd tegen ebola.
De Shincheonji-sekte was in Zuid-Korea een belangrijke bron van de verspreiding van het coronavirus. Begin van de week kwam uit India het bericht dat een sikhleider, die Duitsland had bezocht en daar besmet was geraakt, tienduizenden mensen in Punjab met corona besmet had. Dat soort nieuws dreigt het vooroordeel te versterken dat godsdiensten meer kwaad dan goed doen. Ten onrechte, stelt Katherine Marshall. De strijd tegen ebola en de aanvankelijke ontkenning van de cruciale rol van religieuze leiders en gemeenschappen in de strijd tegen de verspreiding van dat virus moet ons leren dat de samenwerking van gezondheidwerkers en de overheid met religieuze leiders en genezers essentieel is om in Afrika de strijd tegen het coronavirus te winnen.
Gemeenschapsleiders hebben in Afrika een veel groter moreel gezag en veel meer impact dan gezondheidwerkers en zelfs afgevaardigden van de overheid, die vol goede bedoelingen de pandemie komen bestrijden. Die samenwerking is nog essentiëler omdat een aanzienlijk deel van de gezondheidsstructuur in Afrika, onder meer ziekenhuizen en gezondheidscentra, juist dankzij deze geloofsgemeenschappen naar behoren functioneert. Er is ook nog een praktische reden. Religieuze leiders spelen een voortrekkersrol in de bewustmaking over de gevaren van de pandemie en besmetting. Bij ebola gebeurde 20 procent van de besmettingen bij het begraven van de doden. Dat veranderde pas nadat een protocol was uitgewerkt van de overheid en de gezondheidsinstanties met de religieuze leiders over de organisatie van begrafenissen. Hulporganisaties leerden al doende dat zij kerkleiders en imams moesten informeren en betrekken in de strijd, ook als er onderling tussen die religieuze gemeenschappen groot wantrouwen bestond.
Ebola heeft geleerd dat erkenning, samenwerking en partnerschappen met religieuze gemeenschappen essentieel zijn en dat er gemeenschappelijke actieplannen moeten uitgewerkt worden, waarbij de andere als partner ernstig wordt genomen. Ook lokale influencers bij vrouwen en jongeren moeten nauw betrokken worden, om een zo breed draagvlak uit te bouwen. Staten en internationale instellingen moeten leren inzetten op religieuze geletterdheid, om geloofsgemeenschappen beter te bereiken. Bruggen bouwen tussen ontwikkeling en geloof, wetenschap en spirituele benaderingen is essentieel. Effectieve partnerschappen met religieuze actoren leveren in ontwikkelingslanden een belangrijke bijdrage tot het bereiken van de volksgezondheidsdoelen. De snelheid en effectiviteit waarmee dergelijke bruggen worden gebouwd heeft bovendien een enorme impact op het aantal mensen dat de pandemie zal overleven.
Bron: Oxfam