In de Russische kerken werd afgelopen weekend de honderdste verjaardag herdacht van een decreet van Lenin dat de aanzet gaf tot de kerkvervolging.
De Russisch-orthodoxe Kerk heeft afgelopen weekend de honderdste verjaardag herdacht van het decreet Over de scheiding van Kerk en staat en de scholen van de Kerk, dat op 5 februari 1918 op bevel van Lenin werd gepubliceerd. Het decreet, waarvan de publicatie internationaal onopgemerkt bleef en nauwelijks verontwaardiging wekte, gaf het startschot voor de kerkvervolging onder de Russische dictator. Voortaan waren bisschoppen en priesters staatsgevaarlijk en vogelvrij.
Het decreet van Lenin bepaalde onder meer dat het hele vermogen van de Russisch-orthodoxe Kerk en alle godsdienstige verenigingen werden genationaliseerd. De orthodoxe Kerk kreeg ook verbod om nog onderwijs te organiseren en haar competentie voor de burgerlijke registratie van geboorten, huwelijken en overlijdens werd ingetrokken.
De Russisch-orthodoxe kerkleiding reageerde destijds verontwaardigd op de publicatie van het decreet, dat volgens haar een openlijke aanval betekende tegen de structuren van de Kerk en het begin van een kerkvervolging. Vooral die laatste bewering bleek profetisch. Alleen al bij de verdediging van de heiligdommen van de orthodoxe Kerk werden er tussen februari en mei 1918 ruim 700 gelovigen gedood. Naar schattting 35.000 kerkelijke scholen werden onder dwang overgedragen aan de volkscommissaris voor het Onderwijs. Eerder, in november 1917, waren ook al alle kerkelijke gronden geconfisqueerd. Kerkelijke eigendommen werden staatsbezit. Tijdens de eerste vijf jaar van de communistische machtsovername werden 20.000 priesters en mannelijke en vrouwelijke religieuzen, onder meer een dozijn bisschoppen, gearresteerd en in de gevangenis opgesloten.