Laat het vandaag nog maar eens gaan over de liefde. De levensgeschiedenis van elk van ons is een liefdesgeschiedenis, goddelijk en menselijk tegelijk. Liefde is dan ook de middelpuntzoekende kracht in elk mensenhart.
Waar is dat middelpunt aller harten? Zoals een hert dat reikt naar waar het water stroomt, zo hunkeren wij naar Hem (Ps 41,2), de schat in ons hart, het Goddelijk Hart, ons beloofd door de profeten, waar zij het hebben over de dagen van de Messias: "Mijn volk zal één van hart worden. Dan schenkt God de zijnen de eensgezindheid van een nieuw hart." Die eenheid en christelijke nieuwheid van hart zijn nog niet voor 100% waarneembaar, ook bij ons niet.
Hebben wij al geleerd zachtmoedig en nederig van hart te zijn, vergevensgezind en toegewijd? Zijn wij geduldig en groot in barmhartigheid, en mild voor allen die beroep op ons doen? Dienen wij de gerechtigheid en de vrede als wij ons nogal eens opwinden omdat anderen zich blijkbaar vergissen - zogezegd - en ons voor onbeduidend houden en ongeschikt?
Misschien is dàt wel onze grote pijn, onze heilzaamste vernedering: te ervaren hoe gemeen wij feitelijk nog zijn, hoe inhalig, hoe platvloers. Te ervaren dat wij nog altijd niet dat Messiaanse hart hebben, geen Christushart. Dat wij nog niet kordaat en standvastig die éne weg gaan die ten leven voert: de weg van de navolging van Christus.
Gelukkig dan maar - en Goddank - dat alvast in Jezus' Allerheiligste Hart de profetische Messiaanse beloften vervuld zijn. Hij heeft het nieuwe hart, wij zullen het hebben, dat Christushart, in de mate dat wij met Hem verbonden zijn, zijn voeten omklemmend in rouwmoedig vertrouwen en dankbare vreugde, of aanleunend tegen zijn borst. Want volgens Gods bestel is Jezus' koninklijk nieuw Hart ons aller middelpunt, waar we allemaal vanuit de periferie elkaar ontmoeten. Van Hem straalt de kracht van de liefde uit naar allen die de Vader Hem geeft. Hij trekt allen aan. In Hem kunnen wij voortbestaan. Los van Hem gaan wij dood.
In het Hart van Jezus Messias is aan ons, zijn mystieke ledematen, het nieuwe hart toch reeds gegeven, Gods hart: zijn trouw werd de onze; zijn gebed en zijn werk, en al het Zijne is van ons. Zodoende mogen wij nu reeds ervaren, af en toe, de opgetogenheid van geest van de Bruid uit het Hooglied, en dan jubelt het gebed in onze ziel: "Jezus, laat ons niet los, laat ons nooit meer van U weggaan!" Slechts steunend op haar Welbeminde kan de Hoogliedbruid haar schamelheid ontstijgen, de koninklijke trappen op, tot binnen in Gods huis.
Tot het zover is: Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over ons! Maak ons hart gelijkvormig aan het Uwe.
Een monnik