Weliswaar is Maria dit uniek voorrecht geschonken vooruitlopend op de verlossing die Christus heeft bewerkt door zijn menswording, lijden, sterven en verrijzen. Maar haar voorbestemming was tegelijkertijd ook voorafbeelding van de verlossing die wij in Christus zouden ontvangen. Vandaar dat de liturgie van deze dag ook kan spreken over het mysterie van Maria én van de Kerk. Wíj zijn dan wel niet zonder zonden in de moederschoot ontvangen, maar door het doopsel zijn wij allen bevrijd van de erfzonde. Door de doop is ons het leven van de genade van Christus geschonken en zijn wij met God verzoend.
De viering van dit feest doet ons nadenken over ons eigen wezen, over het mysterie van onze verlossing door Jezus Christus. We danken God om Maria als de nieuwe Eva, de nieuwe moeder van alle levenden. In haar wordt zichtbaar wat ook aan ons aan genade is geschonken: “In Christus heeft God ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht.” Zoals in Maria schept God in ieder van ons onvergankelijk leven. Onze verlossing in Christus is onze herschepping tot kinderen van God.
Dit optimistische kerkelijke feest laat al iets van het licht van Kerstmis oplichten in onze menselijke gebrokenheid. Wij voelen ons maar zelden vlekkeloos. Zelfs als we goed doen, hebben we vaak toch ook weer bijbedoelingen die een schaduw over het goede werpen. Maar wanneer Christus in ons woont, is de zonde van haar macht beroofd. In Hem ontvangen wij ook de kracht om aan het kwaad te weerstaan. We mogen er op vertrouwen dat we een gave kern hebben die helemaal openstaat voor Gods liefde.
“Begenadigde” is nu ook onze eigennaam geworden, de naam die we van Maria geërfd hebben, sinds zij in de orde van de genade onze moeder is geworden. De Heer treedt ons onophoudelijk tegemoet om ons uit te nodigen ons hart en ons verstand, ons lichaam en onze krachten ter beschikking te stellen van het wonder van de menswording van zijn Liefde in ons. De goddelijke Liefde laat ons vrij. Ook in haar heiligheid en zuiverheid behield Maria haar vrije wil. Haar ‘ja woord’ op de uitnodiging door de Engel, om de moeder van Jezus te worden, heeft ze uit vrije wil gegeven. En evenzo worden wij uitgenodigd om in ons leven vrijwillig in te gaan op de toezegging van de heilige Geest.
Vanaf haar ontvangenis is Maria van een onvergelijkelijke schoonheid: tota pulchra; geheel schoon. Vandaag bezingen wij haar om de volheid van de genade die haar te beurt viel en haar bovenmenselijke luister. Te midden van de mysteries van Maria is er geen die zo de gratuite begenadiging van de goddelijke voorbeschikking belicht. Maar evenzeer heeft God óns “in liefde voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van zijn genade.”
In Maria, en in Maria alleen, is de Kerk van Christus zonder vlek of rimpel (vgl. Ef. 5, 27) reeds nu verwerkelijkt. Tegelijk is het een toestand waarnaar wij allen hoopvol kunnen uitzien. Maria verschijnt vandaag als beeld en begin van de Kerk, de bruid van Christus. En wij mogen ons verheugen in haar als onze pleitbezorgster bij God van wie zij voor ons de genade verkrijgt van de innerlijke schoonheid: Gods eigen heiligheid in Jezus Christus onze Heer.
Een monnik