De woorden van de goddelijke Schrift en het getuigenis van de heilige en eerbiedwaardige traditie van de Kerk, waaruit de katholieke geestelijkheid de principes van hun levensstijl en de woorden moet putten om in hun preken aan de mensen over te brengen, vertellen ons duidelijk dat de gehoorzaamheid die mensen verschuldigd zijn aan de door God gewilde machten, een voorschrift is waaraan niemand kan ontsnappen, tenzij het gaat om gezindheden die in strijd zijn met de wetten van God en van de Kerk.
“Laat iedereen”, zegt de apostel, “onderworpen zijn aan hogere autoriteiten, want in feite bestaat er geen andere autoriteit dan die van God, en degenen die er zijn, zijn door God gewild. Dus wie zich ertegen verzet, verzet zich tegen de orde die door God is ingesteld, en wie dit doen, roepen een vonnis over zich af. … Wees daarom altijd onderdanig, niet alleen uit angst voor straffen, maar ook ter wille van een goed geweten.” (Rom 13,1-2.5)
Op dezelfde manier leert de apostel Petrus alle gelovigen: “Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen ter wille van de Heer: aan de koning als het hoogste gezag, en aan de stadhouders, omdat zij door Hem zijn aangesteld om boosdoeners te straffen en hen die het goede doen te eren. Het is de wil van God, dat je door goed te doen de onwetendheid van de onoplettende tot zwijgen brengt.” (1 Petr 2,13-15)
Het zou dus duidelijk moeten zijn dat de seculiere macht en de door haar uitgevaardigde wetten met betrekking tot het welzijn van de burgermaatschappij gehoorzaamd moeten worden, niet alleen uit angst om gestraft te worden, maar ook om de stem van het geweten te respecteren. Dit dient zowel de vrede van de burgers als het welzijn van de Kerk: deze twee entiteiten kunnen niet tegenover elkaar worden gesteld.
Door deze voorschriften nauwgezet te volgen, zelfs tijdens de woedende vervolgingen, verdienden de eerste christenen de lof van de Romeinse keizers en van de Rijksveiligheid. “Als het om Christus ging”, zegt Augustinus, “erkenden ze alleen Hem die in de hemel is. Dus onderscheidden ze de eeuwige Heer van de tijdelijke heer, en toch waren ze ter wille van de eeuwige Heer onderdanig aan de tijdelijke heer.”

Paus Gregorius XVI
BRONNEN: Encyclieken 'Cum Primum', Over de burgerlijke gehoorzaamheid, 9 juni 1832
'Commissum Divinitus', Over Kerk en Staat, 17 mei 1835
Copyright © Dicastero per la Comunicazione - Libreria Editrice Vaticana