Allereerst zijn beiden door God gezegend. De Heer sprak tot Abraham: “Ik zal u zegenen en uw naam groot maken zodat gij een zegen zult zijn.” (Gen 12,2) En Benedictus betekent 'gezegende'. De heilige paus Gregorius de Grote begint zijn levensbeschrijving van Benedictus met de volgende woorden: “Er leefde eens een man van eerbiedwaardige levenswandel, naar begenadiging zowel als naar naam een ‘Benedictus’, een Gezegende."
God sprak tot Abraham: “Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen." (Gen 12,1) En Abraham verliet zijn geboortegrond. Van Benedictus heet het dat hij afzag van zijn studie, vaderhuis en kindsdeel achter zich liet: "Enkel er op bedacht aan God te behagen, koos hij de heilige staat der onthechting." Ongetwijfeld werd Benedictus hiertoe geïnspireerd door Jezus’ woorden over de navolging. Toen talloze mensen met de Heer meetrokken, keerde Hij zich om en zei tot hen: “Als iemand naar Mij toekomt die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn.” (Lc 14,26) Met dat ‘haten’ is hier bedoeld dat onze liefde voor God die voor onze dierbaren moet overtreffen.
Het gaat erom dat we God onvoorwaardelijk liefhebben en omwille van Hem bereid zijn om alles achter te laten wat ons in die toewijding zou kunnen hinderen.
Op de vraag van Petrus aan Jezus wat de leerlingen dan zullen krijgen als beloning, antwoordt Jezus: “Ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen en akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.” (Mt 19,29) Die zal met andere woorden 'gezegend' zijn!
Wegtrekken uit land, stam en familie hoort dus bij het volgen van Gods roepstem, zowel in het Oude als in het Nieuwe Verbond. Het is ook een wezenskenmerk van het monastieke leven. Dit wegtrekken is echter niet alleen van toepassing op het begin van de monastieke roeping, wanneer je intreedt. Ook daarna blijft de uitnodiging tot wegtrekken klinken. Abraham trok wel naar Kanaän, maar toen er hongersnood uitbrak trok hij vandaar naar Egypte om later weer terug te keren naar het beloofde land. Weer later woonde hij als vreemdeling in Gerar, in het land van de Filistijnen. Nog later ging hij in Berseba wonen.
Ook Benedictus verhuisde meermaals. Hij ging eerst met zijn voedster bij de kerk van Enfide wonen. In zijn verlangen naar onthechting ontvlucht hij zijn voedster en trekt naar Subiaco waar hij als kluizenaar leeft. Tot abt gekozen van Vicovaro ontstaat er een conflict tussen hem en de monniken over hun levenswijze. Als de monniken Benedictus trachten te vergiftigen vertrekt hij vandaar. Later zal hij Subiaco verlaten en naar Monte Cassino trekken om zich te onttrekken aan de pesterijen van een jaloerse priester. Steeds is dit wegtrekken een gevolg van zijn trouw aan de levensstaat van onthechting die het monnikenleven in wezen is. Steeds zijn het ook groeimomenten in het geestelijk en menselijk leven van Benedictus.
Wegtrekken is immers niet enkel een geografische en fysieke verplaatsing, maar een innerlijk proces dat je hele leven blijft voortduren.
Als we de levens van Abraham en Benedictus naast elkaar leggen dan zien we dat ze op hun levensweg ook geestelijk telkens weer moeten leren vertrouwen op de leiding van God. Abraham kende angst dat hij zijn vrouw Sara zou verliezen aan de Farao en aan de koning van de Filistijnen, daarom zei hij maar dat ze zijn zuster was. Abraham moest omwille van ruzies scheiden van zijn neef Lot. Hij kende benauwenis om zijn toekomst: zou hij nog kinderen krijgen, omwille van de belofte? Hij moest de zoon van zijn slavin, die hij in bijna-wanhoop had verwekt, weg laten gaan omwille van Sara. En zijn geloof werd tot het uiterste op de proef gesteld toen God hem vroeg zijn enige zoon te offeren.
Benedictus op zijn beurt groeit in onthechting en geestelijke rijpheid waarbij het achterlaten van de moederfiguur (in de persoon van de voedster) en de overwinning van een seksuele bekoring een doorbraak heeft betekend in zijn persoonlijke ontwikkeling. Nadat hij de wellust had overwonnen was hij, zo vermeldt Gregorius, ook in staat om anderen te leiden op de geestelijke weg: “want wie vrij is van het euvel der bekoring, wordt terecht een leraar in de deugd.” En in een visioen kreeg Benedictus te zien dat het klooster van Monte Cassino door de Longobarden zou worden verwoest. Hij weende bittere tranen van droefheid, omdat alles wat hij had opgebouwd aan de heidenen zou worden prijsgegeven. De mooiste icoon van Benedictus’ geestelijke groei is wel de episode van de ontmoeting met zijn zuster Scholastica. Terwijl Benedictus vast wil houden aan de letter van zijn regel leert hij van zijn zuster dat de liefde belangrijker is.
Het loslaten van onze menselijke plannen, van onze zelfbedachte werkelijkheid, van onze illusies, dat is “wegtrekken uit je land, je stam en je familie” om te gaan naar het land dat God je wijst. Abraham was op zoek naar een vaderland, zegt de Hebreeënbrief. Ook wij moeten geen heimwee koesteren naar ons land van herkomst. (Vgl. Hebr. 11, 14-16) We houden vaak te krampachtig vast aan datgene wat onze groei in de weg staat: de banden waarmee we vastzitten aan de onvrijheden van ons verleden, oude angsten en trauma’s; ons ego dat geen ruimte wil geven aan anderen. Dat alles hindert ons om nieuwe mensen te worden naar het beeld van Christus.
Benedictus leert ons dat wegtrekken uit de benauwdheid van zelfbehoud voert tot de weidsheid van de zelfgave.
Door weg te trekken uit onze hoogmoed "zullen we de liefde tot God bereiken die volmaakt is en de vrees buitensluit". (RB 7, 67)
Abraham groeide uit tot een groot volk door in geloof aan God te gehoorzamen. Benedictus werd vader van vele monniken door niets boven Christus te stellen. En wij? “Laten wij in praktijk brengen wat ons geleerd is. Dan zal de God van vrede met ons zijn.” (Fil 4,9)
Br. Henry Vesseur osb