Ze wonen in een woonzorgcentrum en hebben elkaar daar leren kennen. Omdat ze zich vrij wilden voelen om spontaan vanuit hun hart te vertellen, willen ze liever hun naam niet vermeld zien, enkel hun initialen.
Kan je je even voorstellen?
Mijn naam is G.V., ik ben geboren in Aalst in 1945 en heb altijd op rechteroever gewoond. Ik ben gedoopt in de parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand. Ik heb de kleuterschool en lagere school gedaan bij de zusters van Sint-Vincentius a Paulo en heb daar ook mijn eerste communie gedaan.
Ik ben J.O., ik ben geboren in 1940, gedoopt in het Onze Lieve Vrouwziekenhuis en mijn eerste communie gedaan in Erembodegem in de Onze Lieve Vrouw Hemelvaartkerk. Ik ben eerst naar de meisjesschool gegaan, ‘naar ‘t klooster’, en daarna naar de Dames van Maria. Door een operatie in mijn hoofd kon ik die studie niet meer aan en heb ik snit en naad gevolgd.
Ik ben M.A., ik ben in Aalst geboren en gedoopt in de Sint-Martinuskerk door een kozijn van mijn moeder, de vroegere deken van Haaltert. Mijn eerste communie en mijn vormsel heb ik gedaan in de kapel van de Dames van Maria, dat was heel speciaal. Daarna ben ik naar Eeklo naar school gegaan bij de Zusters van Liefde.
In de hernieuwing van de doopbeloften staat dat we beloven dat we ons zullen verzetten tegen kwaad en onrecht. Ben je in je leven geconfronteerd geweest met kwaad en onrecht? Hoe ging je daar mee om?
J.O.: ik heb wel eens een meningsverschil gehad met mijn kinderen, maar ik heb over alles de spons geveegd en we komen goed overeen. Dat is het voornaamste: welke opvatting ze ook mogen hebben, ik heb respect voor hun ideeën en zij voor de mijne. Ze zijn alle drie vrijzinnig en dat was op een bepaald moment niet gemakkelijk. De toenmalige onderpastoor heeft me geholpen om daar mee om te gaan. Ik ben me beginnen inzetten in Ziekenzorg, in KAV en nog andere engagementen.
Dat heeft me geholpen, die inzet, ik voelde aan dat ik me nuttig kon maken: met de rolstoel rijden, meegaan naar Lourdes,.... Die engagementen vertrekken vanuit mijn geloof.
Het heeft me geholpen om te gaan met de weg die mijn kinderen kozen. Je moet in het leven respect hebben voor de zienswijze van anderen.
G.V.: Ik ben niet zozeer geconfronteerd geweest met kwaad, maar wel met lijden. Toen mijn man ziek werd, werd ik bij de dokter geroepen. Die bracht me het nieuws dat mijn man niet meer zou genezen. Doordat ik aan de staat werkte, kon ik gelukkig verlof zonder wedde nemen en de laatste weken van zijn leven comfortabel maken. Ik heb veel gehad aan onze pastoor toen. Die kwam regelmatig langs om mijn man de communie te brengen. Daarin vond ik steun, zowel in zijn aanwezigheid als in het sacrament. Dat ik dit voor mijn man heb kunnen doen, heeft me op de één of andere manier geholpen. Uiteindelijk moet je hem toch nog afgeven, maar ik had alles gedaan wat ik kon doen, dat hielp.
M.A.: Je moet veel afgeven tijdens het leven. Ik heb me moeten laten opereren waardoor ik geen kinderen heb kunnen krijgen. Dat is wel achtergebleven, ik draag dit tot op vandaag mee: ik heb enkel nichtjes, geen kinderen. Ik heb nog heel wat tegenslagen gehad, maar ook veel mensen waar ik goed mee overeen kwam op het werk, mensen met uiteenlopende overtuigingen en godsdiensten. Ik ben steeds bij mijn geloof gebleven, dat is waar je mee opgevoed bent, hoe je het altijd gezien hebt.
Contact met mensen die er anders over denken, heeft mijn eigen geloof net bevestigd.
En uiteindelijk zijn we gewoon allemaal mensen onder elkaar.
Wat helpt je om in confrontatie met onrecht of lijden toch de hoop te bewaren?
G.V.: Bij mij is dat vooral het gebed geweest: een Onze Vader en een Wees Gegroet bidden, en dat doe ik nog.
J.O.: Mijn man en ik namen nooit afscheid zonder elkaar een kruisje te geven, want je weet nooit wat je tegenkomt.
G.V.: Ik kreeg dat thuis ook telkens als ik wegging: ‘God zegene en beware u’.
J.O.: Zelfs toen ik al getrouwd was, vroeg ik aan mijn vader of moeder om me een kruisje te geven.
M.A.: Er zijn hier in het woonzorgcentrum twee personeelsleden die me alle dagen een kruisje geven bij het slapen gaan. Dat meisje bood dat zelf spontaan aan. Ze is zelf niet katholiek, heb ik gehoord. Maar ze weet dat dat voor ons belangrijk is. Dat vind ik magnifiek. Het is iets van vroeger en je voelt je er geruster door. Bij mijn dooppeter ging er geen dag voorbij zonder een paternoster te bidden. We baden samen een Onze Vader en een Wees Gegroet voor die tante, en dan voor die tante, enz. Mijn nicht, nu 98 jaar, belde me onlangs en zei: ‘Ik bid nog elke dag een paternoster’. Dat zit er in hé.
J.O.: Wij deden dat ook: elke dag rond de leuvense stoof…
G.V.: Bij ons was dat vooral in de vastenperiode. Bij een overlijden gingen we naar de grot van Mijlbeek voor een gebedswake en als kind ging ik dan mee, dat herinner ik me nog.
J.O.: Bij ons werd dat bij iemand thuis gedaan, samen met de buren.
Zonde is in de Bijbel: je afzonderen van Gods liefde. Herken je dat in onze wereld: de verleiding om God de rug toe te keren?
M.A.: Velen keren de kérk de rug toe. De jonge mensen weten niet meer wat de kerk is, en gaan er niet meer naar toe. ‘Wat betekent dat nog?’, zeggen ze, ‘Iemand die daar vooraan staat en ons de les spelt.’
J.O.: Als mensen een tegenslag hebben, dan keren ze God vaak de rug toe.
G.V.: Zo heb ik nooit gedacht. Mijn geloof is altijd standvastig gebleven. Het lijden is zo immens, denk maar aan die mensen in Oekraïne nu…
J.O.: Ja, dan hoor je op TV dat de mensen zeggen: ‘Zou er een God bestaan?’, omdat Hij dat toelaat. Maar het zijn de mensen die dat doen!
De doopliturgie suggereert dat in God geloven geen eenmalige beslissing is, maar een levenslange weg om je telkens opnieuw in vertrouwen op God te richten. Herken je dit?
J.O.: Een mens heeft in zijn leven veel moeilijkheden, maar mijn geloof heeft me altijd geholpen en het is altijd rotsvast gebleven. Ik vind het belangrijk om in de kerk een taak op te nemen - ik heb dat altijd belangrijk gevonden. Ook mijn kinderen hebben zich ingezet: ze zijn bij de KSA geweest of zijn lector geweest. En toen mijn jongste zoon stopte als lector, heb ik zijn plaats ingenomen en heb dat vele jaren gedaan.
M.A.: Je geloof verandert niet, wat je bent van vroeger, blijf je.
En dat heeft ook gevolgen voor de keuzes die je in je leven maakt en hoe je naar het leven kijkt, tot aan het levenseinde.
G.V.: Soms is het wel moeilijk vb. hier afhankelijk zijn van de mensen. Dat aanvaarden, is niet gemakkelijk.
J.O.: In je geloof en in je gebed vind je steun, ervaar ik.
Wat betekent het voor jou: leven als gedoopte?
M.A.: Ik ben vooral content dat we gedoopt zijn! Je kan aan alles deelnemen, je maakt deel uit van een gemeenschap.
G.V.: Hier zijn we ook een beetje een gemeenschap, maar dan een andere soort. Er worden ook wel vieringen georganiseerd bij Hoogdagen, en de communie wordt rondgebracht. Ik vind dat belangrijk, dat je je geloof nog kan beleven. Op die manier, en tegenover onze naaste ook. We proberen in een bepaalde mate zorg te dragen voor elkaar.
J.O.: Als we elkaar kunnen helpen, doen we dat!
M.A.: In het begin voelde ik me geen deel van een gemeenschap hier, ondertussen wel, maar dat vraagt veel tijd.
G.V.: In de parochie kenden we elkaar vroeger ook allemaal.
J.O.: Je zat altijd bij dezelfde mensen, je zag dezelfde gezichten. Ik ga morgen naar een bijeenkomst van Ziekenzorg [nvdr: Samana], en daar zit ik terug bij mijn vriendinnen! Vroeger ben ik ook nog de communie gaan dragen bij zieken thuis. Zo leer je mensen kennen. Het is belangrijk dat er dingen georganiseerd worden om mensen samen te brengen.
M.A.: Waarom bestaan de verenigingen? Om de mensen samen te brengen! Kijk maar naar de brancardiers van Lourdes, dat is een hechte groep, ik krijg nog steeds telefoontjes o.a. van iemand die ondertussen 93 jaar is, om te weten hoe het met mij gaat.
Die blijvende verbondenheid, dàt is belangrijk!
Van harte dank voor jullie mooie, gelovige getuigenis en het boeiende gesprek!