Herman Goossens (Hofstade) vertelt over de betekenis van zijn doopsel:
Ik ben, als oudste van wat later een kroostrijk gezin zou worden, geboren op 22 juni 1937 en amper twee dagen later al gedoopt en zo opgenomen in een grotere familie, wat pas later tot mij doorgedrongen is.
In ons gezin werden door mijn ouders veel christelijke, kerkse gebruiken in ere gehouden: eerste en plechtige communie, vormsel, mis op zon- en feestdagen, een kruisje bij het slapengaan en – heel bijzonder – het devoot vieren van het feest van Sint-Anna, de jaarlijkse ommegang.
Later brachten onderwijs en opvoeding bij de jezuïeten mij begrippen bij als dienen en dienstbaarheid, met je kennen en kunnen beschikbaar zijn voor de medemens en voor de gemeenschap. Even uitweiden.
Zondagsmis destijds rigoureus verplicht, heb ik nooit als zodanig ervaren.
Eucharistie is voor mij samenkomen in parochie of kerkgemeenschap, om samen met gelijkgerichten, niet noodzakelijk gelijkgezinden, deel te hebben aan en deel te zijn van rituelen in ‘gods’-dienst.
Mijn beroepsleven bood mij vele gelegenheden en mogelijkheden om medemensen te helpen, hen correct en zonder gefoefel te doen bekomen waar ze recht op hadden.
Met mijn echtgenote samen als kookouders de chirojeugd dienen op kamp, wat een plezierige bedoening was dat toch. Voor diezelfde chiro realiseerden wij met een viertal enthousiaste ouders hier vlakbij een eigen lokaal.
Aansluitend staken wij met veel medeparochianen de handen uit de mouwen om de versleten patronage om te bouwen tot Parochiaal Centrum. De parochie en veel verenigingen vinden er de infrastructuur die nodig is voor de werking en de ontplooiing van activiteiten. Parochiefeesten volgden, althans tot vóór Corona …
Het Parochiaal Centrum op zich en de parochiefeesten getuigen – voor wie het wil horen en zien – dat onze parochie, onze kerkgemeenschap leeft, deels vroom, deels minder vroom, in grote verscheidenheid.
Voor mij betekende dit alles, soms bewust, meestal onbewust, de spontane uiting, vrank en vrij, van een christelijk geïnspireerde levenshouding, het trachten om wat bij het doopsel beleden en beloofd werd, te vertalen naar hier en nu. Dat ging gepaard met falen en tekortkomen, met persoonlijke fouten en onvoldoende vermijden van kwaad en onrecht.
Hiervoor betrouw ik op barmhartigheid, ook daarin geloof ik.