Nieuwjaar is de tijd om dankbaar achteruit te kijken op wat is geweest en vooruit te kijken naar nieuwe uitdagingen.
Vandaag mag ik terugblikken op 20 jaar parochieassistentschap. Een periode waarin ons parochielandschap een grondige transformatie onderging en we telkens opnieuw op zoek gingen naar nieuwe evenwichten.
20 jaar geleden
Midden 1997. De Belgische Bisschoppen beslissen om voortaan ook mensen die geen kerkelijke wijding ontvingen, vrij te stellen en te benoemen als bedienaar van de katholieke eredienst. Wat op het eerste gezicht ietwat vreemd leek, was nochtans niet zo ongewoon: ook andere erkende godsdiensten kenden zo’n bedienaren van de eredienst, en ook bij de vrijzinnigheid worden mensen tewerkgesteld en betaald door het ministerie van justitie.
Maar voor de kerk betekende het wel dat naast de priesters en diakens ook zogenaamde ‘leken’ benoemd werden. De eerste parochieassistenten gingen aan de slag op 1 september 1997, ikzelf moest nog wachten tot 1 januari 1998, tot de maand waarin ik de minimumleeftijd van 25 jaar zou bereiken.
Leken
Persoonlijk hou ik niet van het woord ‘leken’, alsof niet-gewijde mensen per definitie leek zouden zijn op het vlak van theologie, pastoraal of parochiewerk. Ik kan u verzekeren dat ik heel veel mensen ken die alles behalve leek zijn op één van deze domeinen: zowel collega- parochieassistenten, als professoren aan de theologiefaculteit van de KULeuven, als de talloze vrijwilligers met wie ik het voorrecht heb gehad om in die 20 jaar te mogen samenwerken. Ik heb van deze ‘toegewijde dienaren’ minstens evenveel geleerd als van de ‘gewijde bedienaren’.
Dekenaal evenwicht
In de beginjaren was het vaak wat zoeken naar het juiste evenwicht wat betreft de taakinvulling, samenwerking met de priesters, verhouding dekenaal en parochiaal denken, enz. We werden benoemd als dekenaal vormingswerker, waarbij het bisdom voluit de kaart van het dekenaat trok. Parochies werden uitgedaagd om verder te kijken dan de kerktoren lang was en met elkaar te gaan samenwerken. Het was de periode waarin meer en meer pastoors een tevensbenoeming kregen, d.w.z. dat één pastoor twee (of soms ook al eens drie) parochies onder zijn hoede kreeg. Voor de pastoors was dit ook een zoektocht naar een evenwichtige aandacht voor alle parochies.
In die twintig jaar heb ik het geluk gehad te mogen samenwerking met priesters waarmee het ‘klikte’. Ik ken collega’s bij wie een evenwichtige dialoog met de deken bijna onbestaande was. Het maakt het werken als parochieassistent quasi onmogelijk. In mijn geval ben ik oprecht dankbaar dat dit nooit het geval is geweest. Deken André Steemans was zijn tijd ver vooruit en zag meteen welke kansen een extra vrijgestelde voor het dekenaat kon betekenen. Hij werd helaas niet altijd even goed begrepen, maar als ik nu terugblik, moet ik bekennen dat hij waarlijk visionair was in zijn visie en opvattingen. Helaas was de tijd er toen nog niet rijp voor. Zijn ideeën zouden in de huidige omstandigheden veel beter landen.
Deken Staf Annaert koesterde dezelfde vooruitstrevende ideeën en bracht deze op een evenwichtige manier aan de man. Ik bewaar mooie herinneringen aan deze diepgelovige, rustige priester. Chris Simoens, was al een tijdje pastoor toen hij Staf opvolgde als deken. Doordrongen van een onuitputtelijke bijbelkennis en met een mateloze energie en gefundeerde inzichten zoekt én vindt hij telkens opnieuw een evenwichtige manier om de vele veranderingen in het parochielandschap in goede banen te leiden. En dat is beslist geen sinecure.
Bavoparochie
Want net op het moment dat we in het dekenaat Lochristi een nieuwe dekenaal plan in uitvoering gingen brengen - je weet wel, het plan naar analogie met het bisdom Poitiers dat we de naam ‘stapstenen’ gaven en dat we in alle kerken zijn komen voorstellen - kwam er de beslissing van het bisdom Gent om de parochiekaart te hertekenen. Het dekenaat Lochristi werd een deel van het grotere dekenaat Lokeren, waarin twee nieuwe parochies zouden gecreëerd worden: de parochie Lokeren-Moerbeke en een parochie die het voormalige dekenaat Lochristi zou omvatten, samen met de vier kanaalkerken. De parochie in Kanaalzone-Lochristi-Wachtebeke kreeg de naam Bavoparochie.
Opnieuw zoeken we naar evenwicht. Want hoe maak je de overgang van elf kerkgemeenschappen naar één nieuwe parochie? Bovendien zal de Bavoparochie het moeten stellen met veel minder pastoors – op middellange termijn zelfs met één pastoor.
Gisteren, vandaag en morgen
Hoe vinden we een nieuw evenwicht in de samenwerking van al die kerkplekken?
Hoe vinden we een evenwicht in de werkdruk die op vrijgestelden ligt?
Hoe vinden we een evenwicht tussen de plaatselijke context en het nieuwe parochieverband dat ons verplicht onze blik te richten op een ruimer verband?
Hoe vinden we een evenwicht tussen kerk-zijn zoals we dat tot nog toe kenden en het kerk-zijn van morgen? Want de kerk van morgen zal er helemaal anders uitzien dan de kerk van gisteren.
Als parochieassistente vind ik het een hele uitdaging om hierin mee te zoeken en die kerk van morgen te helpen opbouwen.
Paus Franciscus zei onlangs, n.a.v. de missiemaand: “De kerk in Europa is bejaard, oud, moe.” In dezelfde periode las ik over de Clemenspoort in Gent, een gloednieuw gebouw, een centrum waar een nieuwe manier van kerk-zijn kan gebeuren. Het geeft een boost om in een nieuwe kerk te werken, bidden, vergaderen, samen te komen, vieren... Voor mij persoonlijk helpt het om de mooie dingen uit het verleden te waarderen, lessen te trekken en daar dankbaar op terug te blikken. Van bejaarden kan je namelijk veel leren. Maar soms is het goed om dingen uit het verleden af te sluiten. Want dan komt er energie vrij voor iets nieuws. En dat kan een boost geven. Voor mij is het levensnoodzakelijk om los te komen van het verleden en te kunnen bouwen aan die nieuwe kerk, de kerk van morgen. Elke dag opnieuw mag ik dat ondervinden in de samenwerking met enthousiaste vrijwilligers in de 11 kerkplekken van de Bavoparochie. Het is ronduit prachtig om te ervaren hoe zij stuk voor stuk, ongeacht de leeftijd (van de jongste misdienaar tot de bejaarde 80-er), hun talenten inzetten in onze kerk. Ik sta ervan versteld hoe het mogelijk is dat ieder van hen met het juiste talent op de juiste plaats aan de slag is. Het is soms zo frappant hoe we op het juiste moment de persoon vinden voor een bepaalde taak.
Als zich zoiets voordoet, weet ik me altijd weer gedragen door Gods Geest. Hoe anders is het te verklaren dat de persoon die we nodig hebben, net dàn ons pad kruist?
Ik ondervind het elke keer wanneer ik op weg mag gaan met jonge mensen die voor korte of lange tijd in de kerk zijn. Zelfs als ze maar voor enkele maanden bij ons zijn, n.a.v. een eerste communie of vormsel bijvoorbeeld, ook dan leveren ze hun eigen unieke bijdrage aan de opbouw van onze kerkgemeenschap. En wij, als gemeenschap, leveren onze eigen unieke bijdrage aan hun levenspad. Hoe mooi is dat?
Kathedraalbouwer
Kerkwerk is als stenen kappen: het is soms hard werk, moeizaam en traag. Het vraagt soms veel geduld en doorzettingsvermogen en af en toe breekt een stuk af en is de steen onbruikbaar. Dan moet je weer opnieuw beginnen met een ander stuk steen. Maar elke keer als een steen in de juiste vorm is gekapt, weet je dat die gebruikt wordt om een kathedraal te bouwen, de kerk van morgen. Priesters, diakens, vrijwilligers, parochieassistenten, we zijn allemaal steenkappers die eigenlijk kathedraalbouwers zijn. En dat perspectief geeft me de energie om nog eens 20 jaar evenwichtig te bouwen aan de kerk van morgen.
Gelukkig nieuwjaar!
Petra Mussche.