Op 19 oktober 1918 werd de toren door de Duitsers opgeblazen en in mei 1940 vertoonde de kerk grote gaten door het inslaan van Duitse en Belgische granaten.
Na de verwoestingen van de eerste wereldoorlog werd een houten noodkerk op de markt gebouwd.
Reeds in 1267 drong de heer van Nevele aan dat de abt van Drongen het patroonfeest van Nevele zou opluisteren door er een hoogmis te celebreren. Volgens de beslissing van hogerhand was hij hiertoe niet verplicht, maar kon dit vrijwillig doen.
Deze patroonheilige ,de heilige Mauritius, samen met de Heilige Cornelius en Sint Pieter staat afgebeeld op de kuip van de predikstoel. Dit beeldhouwwerk is van de hand van Jacob Collyn uit Gent. Een borstbeeld in wit marmeren medaillon vervaardigd door beeldhouwer Inghels in 1808 prijkt boven het Mauritiusaltaar.
Vroeger werd in de kerk een reliekdoos in zwart leder met zilveren belegsels en het beeld van de Heilige Mauritius in verguld zilver bewaard. Hierbij behoorde een staafje dat in de gewijde olie werd gedoopt en zo aan de oren van doven werd gebracht.
Het had als opschrift ‘Sancte Mauriti, ora pro nobis. Sit memoria Mauritii in benedictione et ossa ejus pullulent de loco suo’. De parochianen konden ook inschrijven in het Broederschap van de Heilige Mauritius en jaarlijks greep een grote ommegang plaats.
In de 16de en 17de eeuw werden in de processie het kruis, de standaarden en beelden door de pijnders gedragen. Hiervoor ontvingen ze een hesp, een roggebrood en een pot bier ‘voor de mannen die St.-Mauritius ommedroughen’. Dit was zwaar werk want men trok zelfs naar Poesele en Landegem. De schutters vergezelden hen en schoten hun vuurroeren regelmatig af. Dan was er een grote volkstoeloop en werden geld en giften aan de heilige geofferd o.a. graan, vlees, boter, brood, gevogelte, appelen en andere vruchten en vlas. Zoals op andere bedevaartplaatsen konden de pelgrims een teken van Sente Mauricius, een vesteltje in lood bekomen dat zij dan op hun hoofddeksel of op hun jas vastmaakten als teken van hun deelname aan de bedevaart. Ook kon men een prent met de heilige bekomen waarop een gebed of een litanie stond.
Wat zo’n teken was, verstaan wij goed uit de oude statuten van het Nevelse broederschap van de Heilige Drievuldigheid: “Iederen confreere sal moeten op synen hoed, naer oude usantiên (gewoonten), draegen een silveren trompken (teken van de jacht) met een zilveren ketentjen, op St.-Hubertusdag en gedurende die novene”. Ook Sint-Hubert had een broederschap te Nevele (op 5 september 1655 opgericht door bisschop Triest).
Bronnen:
Het tijdschrift van de heemkundige kring “Het Land van Nevele” & "Doorleefd Mysterie" van Martine Pieteraerens en Livia Snauwaert, Gent 2005.