Keerbergenaars in de kijker…
Aan de wasdraad dansen de broeken van Wies gewillig naar de pijpen van de wind. Om patatten te rapen gaat Elza graag op haar knieën zitten voor haren Wies (zijn rug laat het bukken niet meer toe). Niets is zo zalig als een zomerlange tuinvakantie die alleen onderbroken wordt voor enkele dagen zee-met-heimwee-naar-eigen-tuin. Ja, het bestaat nog: van die heerlijke groentetuinen aan de rand van onze dorpskom. Wies en Elza bezitten er zo één en zijn er heel gelukkig mee. Met de beide kinderen in de onmiddellijke buurt, alsook de twee kleinkinderen, kijken ze mee uit naar de komst van het eerste achterkleinkind. Wies is afkomstig uit Bonheiden en Elza woont nog steeds op de plek waar ze geboren werd, als dochter van Titte van den Elseleer. Een gesprekje met Wies De Meyer en Elza Janssens, beiden 86 jaar jong.
Hoe hebben jullie, bijna 70 jaar geleden en van Bonheiden en Keerbergen afkomstig, elkander leren kennen?
Wies: Ik werkte in een patisseriezaak in Mechelen en een paar keer per week moest ik gaan leveren in de winkel waar Elza werkte. Haar bazin heeft ons zo een beetje gekoppeld, want als ik kwam dan zei ze: ‘Elza is in de kelder of op het verdiep, ga er maar rap naartoe’ en dan kon ik haar gaan goeiedag zeggen en een babbeltje doen. En zo kwam ’t één van ’t ander…
Elza: Ik werkte van mijn 16 jaar in Mechelen op de Ijzerenleen in een specerijenwinkel omdat ik niet graag meer naar school ging. Achter de rug van mijn ouders ben ik werk gaan zoeken. Ik moest er wel blijven slapen van maandagmorgen tot zaterdagmiddag. Wanneer mijn bazin later een traiteurzaak begon, ben ik er in de keuken gaan werken tot aan ons huwelijk. En Wies kwam er dus geregeld pateekes leveren. Uitgaan, dat kwam er niet van want Wies moest altijd ’s nachts werken. Maar eigenlijk hebben we dat niet gemist. Ons leven was werken en we hadden respect voor baas en bazin.
Wies, van je 14 jaar tot aan je pensioen heb je, als bakker, ’s nachts gewerkt. Nu zegt men dat nachtwerk ongezond zou zijn, heb jij dat ondervonden?
Wies: Dokter Van Dessel zei altijd: “Van te werken, daar sterf je niet van”. Bakkers hadden toen geen verlof of sluitingstijden. Met de kermis begon ik op vrijdagavond te werken non stop tot zondags ’s middags en dan viel ik thuis soms met mijn gezicht in mijn soepbord in slaap.
Elza: Op zondag moest Wies na zijn nachtdienst nog naar de halftwaalf mis. En in de oude kerk zat hij dan achter het gestoelte in den hoek. Op ne keer was de mis uit en de kerk leeg, alleen Wies zat er nog. Hij was in slaap gevallen in zijnen hoek. En onderpastoor Van Meerbergen kwam op zijn schouder kloppen : “Jongen, op welke mis zit gij nog te wachten?”.
Jullie groentenhof is altijd piekfijn in orde. Is die er gekomen na jullie pensioen?
Wies: Neen, als boerenzoon heb ik dat altijd gedaan. Toen ik destijds bij Hellemans werkte had ik hier achter een heel veld vollegrond tomaten staan.
Elza: En we hadden ook veel asperges liggen en dat was mijn werk. Soms dacht ik wel eens dat Wies beter groentekweker was geworden.
Wies: Mijn broer werkte bij een bakker en die was ’s middags al thuis. Dat trok mij aan, maar wat ik toen niet wist, was dat hij al van 3 uur ‘s morgens al aan ’t bakken ging… (graminkelt)
Ik hoor jullie veel zeggen: “dat was toen zo, we wisten niet beter en toch waren we gelukkig”. Wat is volgens jullie de sleutel voor geluk. Want we zien het nu veel: mensen hebben alles maar zijn daarom nog niet gelukkig.
Elza: Ik denk dat ze tegenwoordig teveel hebben en daarom ongelukkig zijn. Ze hebben nooit genoeg. Het komt er op neer dat je gewoon tevreden bent met wat je hebt. Wij hebben eten en nog steeds een pensioen. En ik ben daar gewoon blij mee.
Wies: Wij hadden in onze jeugd nauwelijks iets. Het is tijdens ons leven allemaal erg veranderd en geëvolueerd. Toen wij jong waren was er geen radio, noch tv of auto. Ik heb mijn leven lang hard gewerkt en ik mag daar tevreden op terugkijken. En nu amuseer ik mij nog in mijn tuin. Voor mij is dat geen werken meer, want als ik geen goesting heb dan doe ik niets.
Elza: Maar die momenten zijn er weinig. Wij moeten nog altijd kunnen bezig zijn. Ik versta niet dat er mensen zijn die niet willen werken, en dat hoor je toch regelmatig hé.
Jullie zijn heel positief ingesteld met heel veel courage. Maar je hoort nogal eens van mensen die depressief zijn en bij wie de moed en de kracht ontbreekt om te werken. Vanwaar jullie levensijver?
Elza: We zijn zo opgevoed, van thuis uit, dat zit zo in onze genen. Toen ik jong gehuwd was kwam Pastoor Van Molkot vragen om in het bestuur van de Boerinnenbond te komen. Ik twijfelde omdat ik volop in de klein kinderen zat. Maar ons moeder antwoordde: “Ze zal dat wel doen, kom nog maar eens terug.” En zo ben ik jarenlang bestuurslid geweest van KVLV. Mijn moeder was een hele goed mens en een diepgelovige vrouw. Toen ze oud werd, kon ik haar overtuigen om bij ons te blijven slapen zodat ze niet alleen was. Tot ze op een morgen ongelukkig van de trap viel en haar nek brak. Ze hield er een totale verlamming aan over en na 10 weken ziekenhuis overleed ze. Dat blijft aan mij knagen, het schuldgevoel gaat niet over.
Toch beletten grote tegenslagen jullie niet van positief te blijven voortdoen in ’t leven.
Elza: Ge kunt niet anders dan voort doen. Het is de enige weg.
De zondagsmis blijft voor jullie centraal staan in het leven. Vanwaar die trouw?
Wies: Voor mij betekent dat minder, ik ga omdat Elza gaat. Bij haar zit het er veel dieper in. Wij zijn thuis ook oppervlakkiger groot gebracht op dat vlak. Tijdens de mis zit ik dan ook wel eens weg te dromen of naar de mensen te kijken en dan vergeet ik van mee te bidden.
Elza: Voor mij betekent dat alles. Ik kan niet zonder. Al wat mijn moeder vroeger zei, dat was evangelie en dat is voor mij zo gebleven. Mijn ouders baden hun leven lang elke avond in hun bed luidop het rozenhoedje. Onze va las voor en ons moe antwoordde en terwijl bleef hun deur open staan, hé.
En toch heeft dat geen afkeer gegeven?
Elza: Nee, ik doe dat nu ook. Tijdens de mis op tv bid en zing ik gewoon luidop mee. Moest ik korter bij de kerk wonen dan zou ik alle dagen naar de mis gaan, als er nog één was. Ik ga jaarlijks naar Banneux en ik geloof daar allemaal in. Zo herlees ik nog regelmatig de preek van pastoor Van Molkot bij de begrafenis van mijn vader. Als ik niet naar de mis geweest ben, is ’t geen zondag. Al wat er gebeden en gezongen wordt, doe ik mee. Hoewel ik niet kan zingen, want soms denk ik dat ik de mensen rondom mij ambeteer. Maar ik kan niet zwijgen.
Wat is het belang van O.L.Vrouw voor jou?
Elza: Dat is een moeder! En als er iets is, brand ik een noveenkaars en bid ik alle dagen. Het is misschien belachelijk, maar laatst bad ik in Banneux voor mijn oogproblemen en toen ik nadien op controle ging zei de oogarts dat het beter was. En dan dacht ik bij het buitengaan: zie nu se. Ik ervaar dat mijn leven begeleid wordt door Hierboven. Ook al twijfel ik al wel eens als je al de miserie en lijden in de wereld ziet.
Weet je, ikzelf ben tegen crematie. Met respect voor ieders mening, maar dat is mijn overtuiging. Ik ben in een lichaam geboren en ik wil in dat lichaam sterven en in de grond gaan. We hebben dit al voorzien op ’t kerkhof. Soms zeggen we tegen elkaar: ‘Kom we gaan onze hof nog eens opkuisen.’ En dan trekken we naar ’t kerkhof om het onkruid op onze grond aldaar te gaan wieden.
Je aanhankelijkheid aan je geloof in God, geeft je een groot respect voor het leven zoals het op je afkomt. Dat is bijvoorbeeld ook te merken in de manier waarop jullie met veel zorg huis en tuin onderhouden.
Elza: Ja, dat is echt waar, ook in het respect tonen voor andermans mening en het aanvaarden van het leven zoals het op ons afkomt. En tegelijk durf ik ook heel veel vragen aan Die-van-hier-boven. Als God ècht bestaat dan moet die soms wel hoofdpijn hebben van al mijn gevraag…