De heilige Romanus leefde een leven van onthechting, dat is het minste wat je van hem kan zeggen. De man werd omstreeks het jaar 400 geboren in het Juragebergte, ergens in de buurt van de Frans-Zwiterse grens. Op zijn 35e liet hij alle aardse bezittingen achter en trok de bossen in om er te bidden. Het enige wat hij meenam, was het gereedschap en een boek over de levens van heilige kluizenaars die hij als voorbeelden zag. Romanus kreeg niet lang na zijn vertrek gezelschap. Van zijn broer, Sint-Lupinus van Lauconne, en van nog een onbekend aantal kluizenaars. Samen zouden ze omstreeks 450 het klooster van Condat stichten. Daar leefden ze hun leven van ‘verzaking aan de aardse geneugten’. De volgelingen van Romanus aten geen vlees, dronken alleen maar melk als ze ziek waren en liepen rond in dierenhuiden en op klompen. De abdij zou later een andere naam krijgen, namelijk Saint-Claude. Nadien stichtte Romanus nog een tweede abdij, die van Lauconne, waarvan Lupinus de eerste abt werd. Ook het voormalig benedictijnenklooster van Romainmotier ins het Zwitserse kanton Voud en het nonnenklooster van Saint-Romain-de-Roch in het Franse departement Doubs werden door hem gesticht. In dat klooster, waarvan zijn zus abdis werd, rusten zijn relieken? Van Romanus zijn ook enkele wonderen bekend. Hij genas twee melaatsen die op bedevaart waren naar Sankt-Moritz. De heilige Romanus stierf vermoedelijk in 463.
(Uit: Dagkalender van Alle Heiligen. De successerie uit Het Belang van Limburg- Ghislain Truyers, Raymond Rutten)