Vandaag gaan we met onze lezingen verder waar we vorige week gebleven waren. Ik bekijk ze samen met jullie even in dezelfde volgorde.
De drie mannen die bij Abraham te gast waren trekken verder na de belofte die ze hadden uitgesproken dat Abraham en Sara een zoon zullen krijgen. Abraham loopt een eindje met hen mee om hen uitgeleide te doen. Hij blijft voor ons een prachtig voorbeeld van gastvrijheid.
En in een plooi van het landschap zien ze Sodom liggen. Bij het zien van die stad dacht de Heer: ‘Zou ik voor Abraham geheim houden wat Ik van plan ben?’ Want God de Heer was zinnens om Sodom en Gomorra te verwoesten omwille van hun zondigheid. Ja, God was kwaad op die twee steden, ze hadden het te bont gemaakt. En terwijl de twee andere mannen voorop lopen, blijft God de Heer met Abraham wat achter. En dan ontspint zich het gesprek dat we als eerste lezing hoorden. Sommigen vinden dat Abraham hier als een echte koopman aan het sjacheren is bij God, dat hij bij God afdingt om mensen gered te krijgen. Maar eigenlijk is het één van de mooiste pleidooien die er bestaan.
Het is een pleidooi vol zorg voor zijn medemensen, met een ruim vertrouwen in God die hij als zijn vriend beschouwde en het is ook gedurfd en heel open.
Het zegt alles over Abraham, het zegt alles over God, het zegt alles over hun vriendschap.
Ik stap nu over naar het evangelie. Vorige week hoorden we dat Jezus op bezoek was bij Marta en Maria. En nu trekt Hij verder met zijn leerlingen. Onderweg neemt Hij de tijd om tot zijn Vader te bidden. En de leerlingen zouden dat ook willen doen, met God in gesprek gaan. Maar ze weten niet goed hoe.
En dan leert Jezus hun hoe ze met God mogen omgaan. Ze mogen God ‘Vader’ noemen en Hem alle goeds toewensen: zijn Naam geëerd, zijn liefdesband met mensen wereldwijd verspreid. En ze mogen vragen wat ze nodig hebben: het dagelijks brood, alles waar een mens behoefte aan heeft om te leven, vergeving als ze tekort schieten, bescherming tegen alles wat het mens-zijn kan schaden.
Misschien is dat ‘Onze Vader’ wel het mooiste gebed dat er bestaat: zo direct tot God gericht, zo eenvoudig in het uitdrukken van verlangens en zo vertrouwvol.
En Jezus zou Jezus niet zijn als Hij dat alles niet zou verduidelijken met nog enkele voorbeelden om te zeggen dat een mens bij God nooit ongelegen komt. Maar Hij richt onze blik wel op een hoger plan: Gods wil geschiede, zegt Hij. God kijkt verder dan wat voorbijgaat. Onze vragen zijn meestal van tijdelijke aard. Wij bidden meestal als we in de penarie zitten, als we geen uitweg meer zien.
Maar Jezus wil ons verder doen kijken. ‘Uw Vader in de hemel zal de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen’, zegt Hij. Jezus wil duidelijk ons blikveld verruimen, we mogen ons niet vastpinnen op het hier en nu, ons vertrouwen moet verder gaan dan alleen maar hetgeen we hier en nu nodig hebben.
Twee verhalen die ons spreken over bidden, over vragen aan God. Abraham onderhandelt vrijmoedig met God; in die parabel van Jezus gaat het over iemand die bij zijn vriend aandringt. Ook wij moeten niet bang zijn om een beroep te doen op God.
Maar zowel Abraham als die man uit het evangelie vragen niets voor zichzelf. Abraham wil Lot, diens familie en de stad Sodom redden. Die man uit het evangelie vraagt om brood voor zijn gast. Het zwaartepunt van ons bidden mag niet bij onszelf liggen.
Abraham bidt om gerechtigheid. Hij hoopt dat een kleine groep rechtvaardigen het kwaad kan overwinnen van een hele stad. En hij marchandeert met God tot een heel kleine groep: tien rechtvaardigen… Dat is het getal van het uiterste minimum in het jodendom. De aanwezigheid van tien volwassen mannen is nodig voor een religieuze bijeenkomst. Zo hebben de joden in ons land ook gemarchandeerd met de overheid toen we praktisch geen mensen mochten toelaten in onze vieringen. God was zeker inschikkelijker dan onze overheid. Ook ons gebed, het ‘Uw Rijk kome’ in het Onze Vader, is een bede om gerechtigheid.
De bijbel is een boek met duizend en één verhalen over God en de mensen. Vandaag hebben wij er weer een paar gehoord, juist zoals vorige week. En ieder mens, ieder van ons mag er zijn verhaal aan toevoegen, het hoeft niet neergeschreven, maar het zal zeker gekend zijn bij onze God, door God beluisterd en meebeleefd. Hij is immers, op het woord van Jezus, onze Vader.
Jan Verheyen, pastoor-deken van onze pastorale eenheid Mozes