Zelf vond ik kerken net wel leuke gebouwen. Pralerig? Soms. Maar God woonde erin. Daarin verschilt een kerk van een kasteel, waarin een welgesteld mens huist die naar eigen goeddunken in zijn leven toelaat wie hij wil. God is anders. Gastvrij verwelkomt hij eenieder waarbij hij niemand een gedragscode oplegt. Dat doet hoogstens de pastoor of een andere functionaris die zich Gods dienaar noemt en meent namens hem te moeten handelen. Als je God gewoon laat begaan, houdt hij niemand tegen. Er mogen in de kerk honden lopen, rattige en kwispelende, zoals op de schilderijen van Pieter Saenredam (1597-1665) en zijn tijdgenoten. Was het Gerard Reve (1923-2006) die, gebaseerd op doorgedreven empirisch onderzoek, langharige dieren katholiek noemde. Wat Saenredam overigens zelf niet was.
Kerken hebben me altijd geraakt. Vooral als ze stil waren en leeg bleven. Ze verwezen naar een aspect van het bestaan dat wij aanwezig weten maar waaraan we weinig aandacht schenken, tenzij op onverwachte, moeilijke momenten zoals een coronacrisis.
Rik Torfs, De kerk is fantastisch