Mijn eerste kennismaking met Marcel Van Lommel was op het Sint-Jozefseminarie. Hij was er niet alleen professor maar ook directeur. En er was weinig dat aan zijn waakzame aandacht ontsnapte. Maar wat mij vooral is bijgebleven, zijn z’n spirituele woordjes, toen al sterk Bijbels gekleurd en dicht bij het leven.
‘Veelzijdig, toegewijd en bezielend actief’, zo stond het op het overlijdensbericht. Hij was president van het Sint-Jozefseminarie tot dat ten einde liep na de heroprichting van het bisdom Antwerpen. Nadien trok hij enkele jaren samen met Rik Laroche de diocesane studiedienst van het nieuwe bisdom. Zijn vooruitziende visie en zijn synthetische geest vonden o.a. hun neerslag in het ‘Plan Geheelpastoraal’ dat het bisdom Antwerpen op het spoor van het Tweede Vaticaans Concilie wilde zetten.
Meer dan twintig jaar was hij ook studentenpastor in de Antwerpse universiteit. Naast zijn gesprekken en begeleidingen van de studenten had hij vooral oog voor de visie van waaruit men wilde werken. Samen met enkele andere academici nam hij deel aan gesprekken en denkcellen over het belang van levensbeschouwelijke identiteit en inzet. Maar hij richtte – toen al – balint-groepen op voor intervisie voor studenten geneeskunde. En hij was nauw betrokken bij de armoedebeweging, want dat maakte voor hem integraal deel uit van zijn gelovig engagement.
Toen in 1969 in het kasteel Villers in Schoten de opleiding voor pastorale werksters van start ging, was Marcel een van de docenten. Al vlug werd hij de drijvende kracht achter een denkproces dat ruimere mogelijkheden verkende van dat nieuwe project, geïnspireerd op de Duitse ‘Seelsorgehelferinnen’. Kunnen deze vrouwen niet uitgroeien tot een waarachtig lekenambt dat volwaardig partner kan zijn in een pastoraal team? Hij pleitte ook voor een intensere opleidingsweg. Enkele pastorale werksters volgden – samen met de seminaristen – lessen in het theologicum op het TPC. Marcel vond het vanzelfsprekend om hun geduldige studiemonitor te zijn. En toen deze opleiding werd opengetrokken voor mannen en vrouwen, gehuwden en ongehuwden, en de campus verhuisde van Schoten naar Schilde, was Marcel een van de gewaardeerde docenten die helder en gestructureerd, kritisch en bewogen lesgaf. Samen met Ward Bruyninckx en een wisselend team van begeleiders evalueerde hij de opleidingsvorm voortdurend stuurde ze bij. In het verwerven van de nodige pastorale competentie gaan inzichten, vaardigheden en grondhoudingen samen. Het volstaat niet allen veel te ‘weten’, belangrijker nog is ‘weet hebben van’, aldus Marcel: feeling, praktische aanpak, maar vooral geaarde spiritualiteit. Scharnier is de persoon van de pastor en in die zin gaan ook persoonsgroei en geloofsgroei samen in het pastor worden. Marcel onderstreepte daarbij altijd naast een stevige theologische kwalificatie, die de uitdagingen van de seculiere wereld aankan, het belang van psychologie en menswetenschappen. En ook de fysieke conditie dient onderhouden te worden: daarom ging hij elke vormingsdag trouw langs de tafels om spelers te werven voor een partijtje volleybal tijdens de middagpauze.
Marcel kon sterk ijveren voor een open Kerk, een toekomstkrachtige pastoraal, een gelijkwaardige plaats van vrouwen naast mannen in de Kerk. Hij liet zijn stem horen, was bij momenten een echte doordrijver en maakte het de beleidsmensen niet altijd gemakkelijk. Gedurende heel zijn loopbaan vormde hij pastores, niet alleen pastorale werk(st)ers en diakens, maar ook priesters o.a. in het CPRL. Maar hij trachtte allereerst zelf ook pastor te zijn, integer en kwetsbaar. De talloze mensen die hij persoonlijk begeleidde, kunnen daarvan getuigen: hoe hij heel empathisch nabij kon zijn met een grote discretie en een onwankelbare trouw aan mensen. Ook heel wat religieuze gemeenschappen en seculiere instituten begeleidde hij spiritueel en loodste hij door soms moeilijke kapittels en algemene vergaderingen. En vele jaren redigeerde hij vanuit Dessel met veel deskundigheid en vlijt het informatieblad van de zusters Annonciaden van Huldenberg.
Een geïntegreerde spiritualiteit lag hem na aan het hart. Het was de rode draad door zijn leven en pastoraat. Denk maar aan de retraites in Bonheiden. Hij heeft er zelf ook een weg in afgelegd. Niet alleen de kritische uitzuivering van het godsbeeld vond hij belangrijk, maar een echte integratie in het leven en wroeten van mensen was voor hem het kwaliteitslabel van waarachtige spiritualiteit. Gaandeweg kreeg de mystieke verankering ook bij hem de boventoon op het zuivere ‘weten’. Terecht staat op het gedachtenisprentje een eigen verzuchting van Marcel: ‘Levensadem van God – kom in mij, doordring mij, vervul mij.’
Toen ik het overlijdensbericht aankreeg, was ik onmiddellijk geraakt door dat kleine citaat op de voorkant: ‘Ik leef en ook gij zult leven’ (Johannes 14, 19). Het plaatste mij bijna vijftig jaar terug, toen in het begin van de zeventiger jaren drie seminaristen omkwamen in een auto-ongeluk. We waren helemaal van de kaart, emotioneel overhoop en boordevol vragen. Op dat moment hield Marcel een recollectie voor de seminaristen over dat zinnetje. Hij bracht balsem, deernis en hoop. Dat dat hem nu ook ten deel mag vallen.
De laatste jaren van zijn leven in Huldenberg waren niet gemakkelijk. De sportieve man van vroeger moest veel loslaten, werd bijna blind … Mede dankzij de steun van de familie, van zuster Maria en de andere zusters ging hij ook deze weg zonder veel klagen maar vol overgave. Dat de Levende hem nu mag omhelzen en tot deze mens die zo intens geleefd heeft die woorden mag herhalen: ‘Ik leef en ook gij zult leven’.
Eddy Van Waelderen