“ Bedek mijn zonden, was mij schoon
en ik zal worden zo wit als sneeuw.
Spreek uw verlossend woord tot mij,
Gij hebt mij gebroken, Gij kunt mij genezen.”
(uit psalm 51)
Psalm 51 bidden we op Aswoensdag. Overigens, in het brevier, het getijdengebed, bidden we die woorden elke vrijdag. Het gebed is opgesteld in de eerste persoon maar het is het oeroude collectieve gebed van het hele volk van Israël dat zich heeft verzameld in één grote boeteviering, en oog in oog staat met God. De woorden worden toegeschreven aan Koning David. Hij zou als eerste zo hebben gebeden nadat hij zijn misdaad had erkend en tot inkeer was gekomen. De koning had zich namelijk vergrepen aan zijn bloedschone buurvrouw Bathseba. Zij was de vrouw van de legerofficier Uria. Toen ze zwanger werd, heeft de koning de moord op haar echtgenoot georganiseerd door Uria naar het heetste punt van het front te sturen en daar onbeschermd te laten sneuvelen.
De profeet Nathan zal de koning confronteren met zijn wandaden. De profeet doet dat op een heel aparte manier. Hij begint niet, zoals wij dat gewoon zijn, met David vlakaf te beschuldigen, of te verwijten een slecht mens te zijn, en te voorspellen dat die zijn straf niet zal ontlopen. Nathan nodigt David vooral uit om te bedenken wat God allemaal voor hem al heeft gedaan, hoe goed Hij voor de koning is geweest, en dat God bereid is nog veel meer te geven: ‘als dat allemaal te weinig was geweest, had Ik er nog evenveel aan toe willen voegen.’ (2 Samuel 12, 8).
Het hele Oude Testament door vinden we hetzelfde terug. Het volk van Israël heeft telkens weer kunnen verifiëren wie God écht is: trouw, lankmoedig, genereus, barmhartig en traag van colère. ‘Israël, ik zal U niet vergeten. Uw weerspannige daden heb Ik weggewist als een wolk, uw zonden als een nevel; keer tot Mij terug, want Ik heb u vrijgekocht’ (Jesaja 44, 21b -22).
Deze onvoorwaardelijke vergevensgezindheid van God verrast ons soms. Is dat niet al te mooi, veel te gemakkelijk, onnozel, naïef? En onrechtvaardig ook: mag dan alles zomaar ongestraft blijven?
We stellen deze vragen wanneer we vergeten wie God écht is en hoe wij zelf zijn barmhartigheid broodnodig hebben. Bij God is vergeving en daarvan leven wij.
Precies omdat ze weten dat God vol mededogen is, kunnen de auteurs van de psalmgebeden, oog in oog staan met God. En zich erkennen als zondaars die een heelmeester nodig hebben. Vragen we, nu op onze beurt, dat God onze vergetelheid en onze weerstand doorbreekt en ons daardoor geneest.
Pastor Ludwig
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.