Elk jaar opnieuw, wanneer het herfst wordt, wanneer de bladeren vallen en de natuur zich anders tooit, bekruipt de weemoed ons. We keren als het ware naar binnen, en we herinneren ons hoe broos wij mensen zijn. Het verval van de natuur drukt ons met onze neus op onze eigen vergankelijkheid, onze beperktheid en onze kleinheid. Want wat stellen wij mensen voor in de grootheid van dit heelal? Een klein stipje zijn we, meer niet. En onze dagen dat we hier op aarde doorbrengen zijn niets in vergelijking met de onmetelijkheid van heel de schepping. We zijn als hooi en gras. Een windvlaag en we zijn verdwenen. Plots beseffen we maar al te goed hoe snel ons leven voorbij kan zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we in deze dagen van Allerheiligen en Allerzielen onze geliefde doden herdenken en opzoeken, al diegenen die ons reeds zijn voorgegaan, misschien na een mooi, lang en rijkgevuld leven, of misschien veel te vroeg weggerukt. Maar wat er ook van zij, de pijn en het gemis blijven meestal, en gaan vaak nooit weg. Dezer dagen gaan wij even verwijlen bij hun graf. We plaatsen er bloemen bij, ontsteken er een kaars, zeggen samen een gebed. Maar soms kan het gebeuren dat we niet onmiddellijk de juiste woorden vinden wanneer we aan het graf staan. Reeds vele jaren biedt de Kerk van Brussel hierbij hulp door aan de ingang van enkele kerkhoven van de stad en omstreken een tweetalige gebedskaart aan te reiken.
Dat zal dit jaar opnieuw gebeuren op de kerkhoven van Jette, Sint-Jans-Molenbeek, Watermaal-Bosvoorde, Ukkel, Sint-Joost-ten-Node, Kraainem en Wezembeek-Oppem.
Gino Mattheeuws