De eerste zondag na Pasen heet traditioneel “Beloken Pasen”. Het woord “beloken” komt van het werkwoord “beluiken” wat “dichtdoen, afsluiten” betekent. De acht dagen van de Paastijd of Paasweek (Paasoctaaf) zijn voorbij. In het Latijn heet deze Zondag “in albis” (zondag in witte kleren). De paus draagt die dag witte kledij. In het jaar 2000 riep paus Johannes Paulus II deze dag uit tot “Zondag van de Goddelijke barmhartigheid”. We vieren dat God iedere zondaar die spijt heeft, zal vergeven. Vandaag komen ook de nieuw gedoopte volwassenen samen, in de kathedraal van Brussel.
Het evangelie vertelt over Thomas beter bekend als “ongelovige thomas” (Johannes 20,19-31). De leerlingen zijn “beloken”, ze zit achter gesloten deuren uit vrees voor de vervolgingen van de Joodse autoriteiten (20,19). De opdracht die ze kregen om het Woord van God te verkondigen, ligt voorlopig stil. Jezus verschijnt in hun midden om hun aan te moedigen. Hij zegent hen en zendt hen. Van belang is dat ze op dat moment de Geest ontvangen. In de afscheidsredes (Johannes 14-16) beloofde Jezus een Helper (bekend als de Heilige Geest of Paracleet). Pas als Jezus sterft aan het kruis, kan de Helper komen. De Geest zal ervoor zorgen dat de leerlingen de boodschap die ze kregen van de Zoon doorgeven aan de volgende generaties. Centraal staat geloof in het woord, niet in tekenen of materiële daden. De mens Jezus van Nazareth is dood en zal als Zoon terugkeren naar de Vader. Hij leeft niet meer op aarde en verricht geen materiële tekens meer. Nu wacht de leerlingen de moeilijke taak om de gebeurtenissen van de voorbije dagen in geloof te aanvaarden, én dat geloof door te geven. Thomas heeft het daar moeilijk mee.
De eerste opdracht die de Verrezen Heer aan zijn leerlingen geeft, is zonden vergeven. Thomas gelooft niet wat zijn metgezellen hem vertellen. Hij heeft een materieel teken nodig. De tekst van Joh 20,25 is duidelijk “Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie….en als ik mij hand in zijn zij kan leggen”. Wanneer Thomas Jezus ziet én hem fysiek kan aanraken komt hij tot geloof. Zijn geloof is onvolledig wat hem “ongelovig” maakt (20,27). Als Jezus aan hem niet opnieuw was verschenen, zou hij niet tot geloof zijn gekomen. Hij staat symbool voor de zwakke en twijfelde gelovige. De Zoon wijst hem erop dat geloof steunend op materiële tekenen, niet het geloof is dat Jezus verkondigt. Dergelijk geloof is tijdsgebonden en blijft niet duren. Jezus zal niet wekelijks blijven verschijnen maar voorgoed terugkeren naar de Vader. De ware leerling is diegene die gelooft door de verkondiging van het Woord alleen. Die leerling heeft geen materiële verschijningen meer nodig. Alleen zo kunnen de leerlingen met de Geest, de christelijke boodschap verderzetten. Met die boodschap eindigt het hoofdstuk “opgeschreven opdat u gelooft…opdat u door te geloven leeft door zijn naam” .
Foto credit tegel: Waiting For The Word on Visualhunt / CC BY