Theresia van Lisieux is een jonge karmelietes die sterft op 24 jarige leeftijd in het klooster van Lisieux te Normanië. Ze schreef haar autobiografie in “Geschiedenis van een ziel” en bemoedigt daarmee tot op vandaag nog mensen. Het is daarom niet toevallig dat Johannes Paulus II haar in 1997 uitroept tot “kerklerares”. Dat wil zeggen dat de Kerk haar geschriften belangrijk vindt als leidraad voor het christelijk leven. In 1925 verklaarde paus Pius XI haar heilig. Maar om als heilige erkent te worden, moet die heilige twee wonderbaarlijke genezingen verrichten.
Eén van de twee genezingen gebeurde toen Theofiel Barette, de toenmalige pastoor van de basiliek van Koekelberg, op bedevaart ging Lisieux.
Theofiel Barette op bedevaart naar Lisieux
Pastoor Marc Leroy vertelt het verhaal: ¨”In 1923 organiseerde pastoor Barette een bedevaart naar Lisieux omdat de zaligverklaring van Theresia dat jaar gebeurde. Theresia lag toen begraven in het kerkhof naast de basiliek en haar kist zouden ze overbrengen naar de kapel van de basiliek. De pastoor nam een tiental bedevaarders mee. Onder hen Maria Pellemans, een vrouw die zwaar ziek was en in Schaarbeek woonde. Maria had veel devotie voor Theresia en wilde Karmelites worden. Maar ze leed aan tuberculose en er was geen uitzicht op beterschap. Alvorens te sterven, wilde ze graag nog zien hoe het lichaam van Theresia zou overgedragen worden van het kerkhof naar de kapel. Op 19 maart 1923 vertrok de pastoor met zijn groep per trein naar Parijs. Vandaar trokken ze door naar Lisieux waar ze op 20 maart toekwamen. Maria was tijdens de bedevaart zo ziek, dat twee mensen haar moesten ondersteunen. De pastoor vroeg Maria wat haar kon vragen voor haar aan de kleine Theresia. Maria antwoordde: “ Ik vraag de glorie van de goede God. Als zijn glorie in het bijzonder moet getoond worden door mijn lijden en dood, dan vraag ik het lijden en de dood. Als deze glorie bovenal moet getoond worden door mijn genezing, dan vraag ik mijn genezing”. De zus van Theresia, Moeder Agnes, toen de overste van het klooster in Lisieux, ontving het groepje bedevaarders in haar spreekkamer. Moeder Agnes moedigde Maria aan nog een tweede maal naar het graf van Theresia te gaan. Ze werd op 22 maart 1923 opnieuw naar het kerkhof gebracht. Maria ging aan het graf van Theresia zitten en vroeg om haar genezing. Ze bleef diep verzonken in gebed bij het graf en toen ze opstond was ze genezen. De genezing werd gemeld aan de karmel en aan de postulator voor de heiligverklaring van Theresia.
Relieken van Theresia in Koekelberg
Later dat jaar werden Maria Pellemans en pastoor Barette uitvoerig ondervraagd over de genezing. Maria bleef gezond en op 19 april 1924 trad ze in, in de karmel van Gent. Ze kreeg de kloosternaam van de heilige die haar genas “Theresia van het Kind Jezus en van het heilig Aanschijn”. Haar genezing werd als wonderbaarlijk erkend en telde mee als één van de twee genezingen in aanloop naar heiligverklaring. Maria schreef haar eigen getuigenis en die is bewaard in de archieven van de basiliek. Op 16 november 1972 overleed Maria en is begraven in Mariakerke.”
In de basiliek van Koekelberg werd een beeld van Theresia geplaatst en een altaar in de sacristie is aan haar toegewijd. De tekening op het altaar kreeg de pastoor uit dank van de zus van Theresia. Het missaal dat op het altaar ligt, was in gebruik in de karmel van Lisieux. In de sacristie zijn glasramen waarop de dood van Theresia staat afgebeeld. De pastoor liet ze maken uit dank.
De relieken die op het altaar staan zijn van Theresia.
Veel mensen vragen de voorspraak van de heilige Theresia, die beloofde “haar hemel door te brengen met het goede te doen op aarde”. In haar autobiografie beschrijft ze “de kleine weg” en haar vertrouwen in de barmhartigheid van God. Ze is nog steeds een blijvende bron van inspiratie.