Deze zondag vieren we “laetare zondag” (Latijn voor ‘Verheug U’) of Halfvasten. Het is de vierde zondag in de veertigdagentijd. We zijn halfweg in de vastentijd. De tegenhanger is “Gaudete zondag”, de derde zondag van de advent. We gebruiken tijdens de liturgie roze als liturgische kleur in plaats van paars. Dit weekend vieren ze in Maaseik de oudste carnavalsoptocht van België sinds 1865. Het is de “Maaseiker Halfvastenstoet”. De lezing uit het evangelie is genomen uit een rede van Jezus in het Johannesevangelie. De tekst volgt op de dialoog tussen Jezus en Nicodemus (3,1-13). Een belangrijk thema in dit gesprek is “opnieuw geboren worden”. Nicodemus vat de uitspraken van Jezus letterlijk op en begrijpt ze niet. “Geboren worden? Hoe kan dat als je al op jaren bent? Je kan toch niet de schoot van je moeder nogmaals binnengaan om geboren te worden?” (3,4).
Jezus legt Nicodemus uit dat het niet letterlijk gaat om een biologische wedergeboorte. Het is geboren worden “uit water en geest”. Wie gelooft in het Licht zal de Geest ontvangen.
Water is in het vierde evangelie tegengesteld aan vlees en verwijst naar het goddelijke. De Heilige Geest komt, nadat Jezus aan het kruis is gestorven en verheerlijkt. Het evangelie van vandaag (3,14-21) gaat dieper in op het thema ‘sterven’. Johannes brengt een verhaal over Mozes ter sprake uit het boek Numeri (21,4-9). Het handelt over een bronzen beeld van een slang. De Israëlieten dwalen door de woestijn en keren zich tegen God en Mozes. Ze klagen dat er geen brood of water is en dat hun eten minderwaardig is. Als straf voor hun ongeloof stuurt God vuurspuwende slangen. Als de slangen mensen bijten, sterven ze. Meteen vragen de Israëlieten Mozes tot de Heer te bidden, opdat God de slangen zou wegnemen.
God beveelt Mozes een bronzen slang te maken en op een paal te plaatsen. Elke Israëliet die door een vuurspuwende slang is gebeten, moet naar het bronzen beeld kijken en zal niet sterven.
Johannes herinterpreteert het verhaal in het licht van Jezus’ kruisdood. Zoals de slang, zullen de Joden (en Romeinen) Jezus omhoog heffen aan het kruis. Maar er is een groot versies tussen beide versies. In het verhaal van Mozes overleven de Israëlieten de slangenbeten wel maar Mozes kan hen geen eeuwig leven geven. Uiteindelijk zullen zij niet eeuwig leven maar sterven in de woestijn.
Johannes legt uit dat Jezus machtiger is dan Mozes, omdat hij door zijn dood aan het kruis wel eeuwig leven geeft.
Wie gelooft in de Mensenzoon zal een kind zijn van het Licht en in de eeuwigheid niet sterven. God houdt van Zijn schepping. Hij geeft aan de mens, diegene die Hij liefheeft: Zijn Zoon. Wie gelooft krijgt door hem eeuwig leven. In het vervolg van de rede, trekt de evangelist van leer tegen mensen die niet geloven. Hij zet thema’s uit de proloog verder (1,1-18). Wie niet gelooft, leeft in de duisternis en krijgt het eeuwig leven niet. Die persoon doet slechte daden en zal sterven. De tweede lezing uit de brief aan de Efeziërs werkt dezelfde theologie uit (2,4-10). De Efeziërs bevonden zich ooit in een “dodelijke” situatie. Dwalingen leidden hun leven en ze begingen zonder door de god van de hebzucht. Door geloof in Christus heeft de gemeenschap in Efeze heil gevonden. Ze is tot eeuwig leven gewekt door Christus. Ze zijn gered door de genade van God niet door hun eigen prestaties. Op weg naar het paasgebeuren herinneren de lezingen aan het belang van het geloof in de Mensenzoon. Hij is de enige die in naam van Zijn Vader eeuwig leven kan schenken. Maar daarvoor moet hij eerst zelf sterven aan het kruis.
Fotocredit op tegel: “Internet Archive Book Images” on Visual Hunt/ No known copyright restrictions”