Onder ‘kerkelijke goederen’ verstaan we alle roerende of onroerende goederen die aan de Kerk werden gegeven, toevertrouwd of verkocht, en waarvan het beheer is toevertrouwd aan personen met een kerkelijk mandaat. Het gaat over een patrimonium dat doorheen de tijd is opgebouwd dankzij het harde werk en vaak ook de grote vrijgevigheid van vele gelovigen en dat daarom niet kan vervreemd worden zonder gemeenschappelijke besluitvorming. De Kerk heeft deze middelen nodig om haar zending te vervullen. Daarom moeten ze beheerd worden in een geest van naastenliefde, duurzaamheid, doeltreffendheid en transparantie.
Het is aangewezen dat kerkelijke goederen niet toebehoren aan een of meerdere natuurlijke personen, maar aan rechtspersonen die ten dienste staan van de zending van de Kerk. In België is de waaier van betrokken instellingen heel breed. Het gaat zowel om instellingen van kerkelijk of van burgerlijk recht. Zo zijn er bisdommen, dekenaten, parochies en andere kerkelijke entiteiten; religieuze congregaties, verenigingen van lekengelovigen, openbare instellingen (zoals seminaries en kerkfabrieken) en private rechtspersonen (zoals vzw’s en private stichtingen) en plaatselijke gemeenschappen belast met het beheer van o.a. collecten en giften.
De beheerders van deze goederen hebben een mandaat ontvangen, omdat het beheer van deze goederen hun door de Kerk is toevertrouwd. Zij moeten deze goederen beheren met de zorgvuldigheid van een goede huisvader (cf. can. 1284 §1 CIC), in het bewustzijn dat zij zelf er niet de eigenaar van zijn. Daarom moet er een volledige en heldere scheiding bestaan tussen enerzijds het kerkelijk patrimonium dat zij beheren en anderzijds het privaat patrimonium dat hun eigendom is. In geen geval mag er vermenging van belangen of van patrimonium bestaan. Ingeval van een mogelijke vermenging moet deze worden opgehelderd vooraleer iemand een beheersmandaat van kerkelijke goederen kan ontvangen.