Religieuze gemeenschappen zijn onderworpen aan de regels van goed kerkelijk beheer. Het kerkelijk recht belast de bisschop met een plicht van toezicht en waakzaamheid over alle religieuze congregaties (zowel van pontificaal als van diocesaan recht) die in zijn bisdom gevestigd zijn. Een regelmatig overleg tussen de bisschop of zijn vicaris (gedelegeerde) voor het godgewijde leven en de overste of raadsleden van een religieuze congregatie over hun financieel en materieel beheer is noodzakelijk, in het bijzonder wanneer het aantal leden van de congregatie vermindert en hun gemiddelde leeftijd verhoogt. Indien wenselijk kan men een vertegenwoordiger van de bisschop opnemen als lid van de Algemene Vergadering en/of de Raad van Bestuur van de vzw van de religieuze congregatie. Voor de overdracht van een goed moeten specifieke canonieke regels worden gevolgd en toelatingen aangevraagd, in overeenstemming met de richtlijnen van de Bisschoppenconferentie van december 2005. Zo is de schriftelijke toestemming van de bisschop vereist voor een transactie vanaf 200.000 euro; vanaf 2 miljoen euro is daarnaast ook de toestemming van de Congregatie voor het Godgewijde Leven in Rome vereist. In religieuze gemeenschappen die bestuurd worden door een hogere overste, voeren de plaatselijke overste en de econoom hun beheer onder de leiding van deze overste, van wie ze richtlijnen ontvangen en aan wie ze rekenschap afleggen (cf. can. 636 CIC). Andere religieuze gemeenschappen, met name congregaties van diocesaan recht of
rechtens zelfstandige kloosters (cf. can. 615 CIC), moeten eenmaal per jaar rekenschap over het beheer afleggen aan de plaatselijke Ordinaris; de plaatselijke Ordinaris moet bovendien het recht hebben kennis te nemen van de economische toestand van een religieus huis van diocesaan recht (cf. can. 637 CIC).