Als je het woord ‘pelgrim’ gebruikt, aan wie of wat denk je dan? Meestal aan iemand die te voet op weg gaat naar een heiligdom. Dat kan een lange reis zijn die maanden in beslag neemt – bijvoorbeeld pelgrimeren naar Assisi, Compostella, Rome ----of het kan een korte tocht zijn van een dag of twee --- bijvoorbeeld een mariale bedevaart naar Scherpenheuvel op Maria Ten-Hemel-Opneming. Het gaat in beide gevallen om het (te voet) afleggen van een weg die een religieus doel heeft. Het is een tocht die fundamenteel hoort tot het christelijk geloof. Maar ook in andere godsdiensten heeft een pelgrimstocht een plaats: de hadj bij de moslims, de trip naar Jeruzalem bij de Joden.
In het Oude Testament vinden we voorbeelden van lange en korte reizen met een religieus doel. In het kader van de veertigdagentijd is het interessant te kijken naar de pelgrimstocht van Abra(ha)m. Hij is de aartsvader van de Israëlieten en een rondtrekkende nomade. Hij leeft in de Chaldese stad Ur (Gen 11,27) en trekt met zijn vader Terach, zijn vrouw Sarai en zijn neef Lot naar Charan. God vraagt Abra(ha)m weg te trekken uit zijn land, stam en ouderlijk huis, naar een bestemming die God hem zal aanwijzen (12,1). Dat land is het “beloofde land van Kanaän” waar hij een groot nageslacht zal krijgen. In het verhaal van de tocht van Abra(ha)m zitten enkele elementen die ook vandaag de dag nog meespelen in een pelgrimstocht: menselijke relaties, het belang van voedsel en onderdak, ontmoetingen met God op religieuze plaatsen en beproevingen.
Dit was ook zo voor mensen in de Middeleeuwen die lange voettochten naar Jeruzalem, Rome en Compostella maakten.
Er reisden veel Jakobuspelgrims uit de Nederlanden, Duitsland en de Britse eilanden via België te voet naar Compostella. Ook vandaag nog gebruiken moderne wandelaars en fietsers dit pelgrimspad ter ere van Jakobus de Meerdere.
Hij is een van de Twaalf apostelen die in het Spaans ‘Sant Iago’ of kortweg ‘Santiago’ heet. In de zevende eeuw ontstaat de legende dat Jakobus, na de dood van Jezus, naar Spanje reist om daar het geloof te verkondigen. Bij zijn dood leggen twee van zijn leerlingen zijn lichaam in een bootje. Een engel leidt hen van Palestina, over de Middellandse zee en de Atlantische Oceaan, naar de kust van Galicië in Spanje. Daar begraven ze hem en in 814 wordt zijn graf gevonden in Compostella. In de dertiende eeuw komt bij het verhaal een legende. Op het strand van Porto viert een jonge ridder zijn bruiloft. Zijn paard slaat op hol en stormt de zee in. De golven sleuren de ridder en zijn paard mee. Op dat ogenblik komt het bootje met Sint-Jakob en zijn twee leerlingen voorbij. De ridder botst tegen het bootje en kan terug aan land geraken. De ruiter en zijn paard zijn ongedeerd maar helemaal bedekt met schelpen. Zo wordt de schelp het symbool van de bescherming van Sint-Jakob.
Brussel ligt op de weg naar Compostella en tijdens hun voettocht bezoeken pelgrims zo veel mogelijk kerken en kapellen waarvan Sint-Jakob de patroonheilige is. Daarom bracht de stad een vijftigtal gouden schelpen aan, op de voetpaden die de twee “Sint-Jacobskerken” van de stad met elkaar verbinden: Sint-Jakob-op-de-Koudenberg en Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand.
In Sint-Jakob-op-de-Koudenberg werd koning Leopold I in 1831 tot koning van de Belgen gekroond. Naast het koor zie je een gepolychromeerd houten beeld van Sint-Jakob. Op de voorgevel troont een beeld van Sint-Jakob pelgrim. In de Sint-Jakobswijk, het stadsdeel rond de kolenmarkt, staat in de 12de eeuw de kapel van “Sint-Jakob van Overmolen” en het “Sint-Jakobsgasthuis”.
Pelgrims hebben een geloofsbrief bij waarop ze in elk Sint-Jakobshospitaal, gasthuis of heiligdom een stempel laten plaatsen. Bij hun aankomst in Compostella levert dit het bewijs dat ze de lange tocht volledig aflegden. Tijdens de Contrareformatie wordt in de Sint-Jakobskapel een Mariabeeld geplaatst waaraan mirakels zijn toegeschreven. Door de massale toeloop is de kapel te klein en wordt er een kerk voor Onze-Lieve-Vrouw-van-Goede-Bijstand rond gebouwd. Op de midden deurstijl (hoofdportaal) zie je zeventiende-eeuwse gebeeldhouwde pelgrimsattributen (hoed, schoudertas en schelp) van J.B. Tons. In de kerk staat een altaar gewijd aan Sint-Jakob en een beeld van de Heilige Jakobus uit 1724 (J.B. Van der Haegen). Op de buitengevel duidt een gele ster op een blauwe achtergrond, de richting van Compostella aan. Twee bronzen schelpen in de straat tonen routes om Brussel te verlaten en verder te stappen richting Parijs. Ofwel in de richting van Sint-Guido in Anderlecht ofwel via de Brusselse “marollen” naar de Hallepoort.
Voor wie de geest van het pelgrimeren wil ervaren is deze wandeling door Brussel een echte aanrader