We lezen opnieuw een passage uit het boek Handelingen 3,13-15.17-19. Vandaag horen we een fragment uit de geloofsbelijdenis van Petrus. Petrus en Johannes gaan naar de tempel en ze genezen er een verlamde man in de naam van Christus. Omdat het Joodse volk geschrokken is door het wonder, spreekt Petrus hen toe. Hij getuigt van het verrijzenisgebeuren en roep iedereen op te geloven in de Verrezen Heer. De lezing van het evangelie (Lukas 24,35-48) bouwt verder op wat in de Schriften staat over het paasgebeuren. Als teksten spreken over ‘de Schriften’ dan hebben ze het Oude Testament voor ogen. Het Nieuwe Testament kwam pas tot stand decennia na de dood van Jezus. Het verhaal wil twee vragen beantwoorden die gelovigen zich stelden na Jezus’ dood aan het kruis: Is de verrijzenis lichamelijk of alleen geestelijk? Hebben de Schriften Jezus aangekondigd? Het eerste deel (24,36-42) beklemtoont Lucas dat Jezus lichamelijk is verrezen uit de doden.
Jezus is geen spook dat op miraculeuze wijze door muren of vloeren stapt.
De leerlingen zien geen spook maar een mens van vlees en bloed: “Een geest heeft immers vlees noch been, zoals jullie zien dat ik heb” (24,39). Dat Jezus een nieuw menselijk lichaam krijgt blijkt als hij om eten vraagt. Hij eet waar ze bijstaan en zoiets doet een spook of vampier niet!
In het tweede gedeelte (44-48) legt Lucas uit hoe Jezus’ volgelingen de Schriften herlezen en herinterpreteren in functie van het lijdensgebeuren. De drie onderdelen van het Oude Testament, de Wet (Mozes), de Profeten en de Geschriften (waartoe de Psalmen horen) hebben allemaal aangekondigd wat de Messias te wachten zou staan.
De leerlingen moeten leren dat samenhang te zien tussen de gebeurtenissen van de voorbije weken en wat de Schriften al hebben voorspeld.
Als ze dat niet begrijpen, kunnen ze niet tot geloof komen. Het evangelie begint en eindigt in de tempel van Jeruzalem. In het boek Handelingen vertrekt de boodschap van de stad naar “het uiteinde van de aarde”.