Beide zondagen zijn de evangelieteksten genomen uit hoofdstuk 15 van het evangelie van Johannes. Het is een deel van het “boek van de glorie” (13-17). Het gesprek tussen Jezus en zijn leerlingen beslaat zes dagen. De leerlingen krijgen instructies over wat ze moeten doen als Jezus terugkeert naar de Vader.
Centraal staan niet langer de tekenen (1-12) maar geloof in de woorden van Jezus en zijn komende verheerlijking.
Johannes kaart een nieuw thema aan: de functie en komst van de Heilige Geest. De evangelist legt uit dat God (de Vader), Jezus (de Zoon) en de leerlingen (de kinderen) innig met elkaar verbonden zijn én zullen blijven. Zolang Jezus leeft en bij hen is, vinden de leerlingen dat vanzelfsprekend. Maar wat als Jezus naar de Vader terugkeert, zoals hij al aankondigde? De komst van de Heilige Geest brengt de oplossing. Jezus zal de leerlingen niet als wezen achterlaten maar een Helper sturen “die voor altijd bij jullie zal zijn (14,15-16). Het is de Geest van de Waarheid die de leerlingen kennen, maar de wereld (de ongelovigen) niet. De Geest komt pas na de kruisdood. In de theologie van Johannes zijn Jezus en de Heilige Geest niet tegelijkertijd op aarde aanwezig. Theologen zijn het er niet over eens, wanneer de Geest precies komt. Is het al bij de kruisdood “Daarop boog Jezus het hoofd en gaf de geest” (19,30)? Of is het pas na de verrijzenis wanneer hij aan de leerlingen verschijnt “met die woorden ademde Hij over hen ‘Ontvang de heilige Geest’ (20,22).
Belangrijk in de relatie tussen de Vader, Zoon, leerlingen en Geest is het “elkaar liefhebben”. In de afscheidredes en de evangelielezingen van de volgende twee weken, komt dit werkwoord herhaaldelijk voor. De opdracht is niet alleen de Vader, de Zoon en de Geest lief te hebben, maar ook elkaar (13,34). De Geest zal de leerlingen leren, hoe ze elkaar moeten liefhebben (14,30-31). Dat dit niet eenvoudig is, blijkt uit de lezingen uit de Handelingen van de apostelen. Saulus is een gevreesde vervolger van de leerlingen en eerste christenen. Hij krijgt bevelschriften van de hogepriester waarmee hij mannen en vrouwen gevangenneemt (9,2). Maar plotseling roept God diezelfde Saulus “zijn instrument te worden” (9,15). Maar we horen uit de tekst dat de apostelen het niet gemakkelijk hebben om plotseling Paulus “lief te hebben”. In tegendeel, ze geloven hem niet. Ze denken dat zijn zogezegde bekering een list is om hen te vermoorden. Er zijn zelfs Grieken die Paulus proberen om te brengen.
Het is precies op die moeilijkheid van het “elkaar liefhebben” dat hoofdstuk 15 van het vierde evangelie, ingaat. Eerst is Paulus een rank die geen vruchten draagt, hetzij die van vernietiging. God snoeit hem niet weg maar wel bij “zodat hij gezuiverd wordt en rijkelijker vrucht draagt” (15,2).
Paulus is voortaan als rank verbonden met de wijnstok en de wijngaardenier.
Over de hulp van de Geest aan de leerlingen lezen we ook in de Handelingen. Na zijn ontmoeting met Cornelius, een heiden, komt Petrus tot het inzicht “dat God geen aanziens des persoons kent” (10,34). De heilige Geest daalt neer over de heidenen (10,45) zodat ook zij in vreemde talen God kunnen verheerlijken (10,46). God, niet Petrus, heeft de heidenen uitgekozen, precies zoals Jezus aankondigt. God geeft mensen een taak waardoor ze vruchten moeten dragen die blijvend zijn (15,16). Dit kan alleen door elkaar lief te hebben. De meest buitengewone manier om dit te doen is door zijn leven te geven voor zijn vrienden. De laatste tijd zijn er mensen die ons dat hebben voorgedaan: de buschauffeur van de reisbus die in Duitsland crashte en Arnauld Beltrame die zijn leven wisselde voor dat van anderen te redden. Zij zijn daadwerkelijk innig met de wijnstok en de wijngaardenier verbonden.
Foto credit: danielthornton on VisualHunt.com / CC BY