De hoogte honderd (in het Frans genaamd de Altitude Cent, een heuvel die honderd meter boven de zeespiegel ligt) is een plaats in Vorst die tot in de negentiende eeuw dienst deed als het galgenveld van Brussel. In 1899 verwerft de katholiek Alexandre Bertrand aandelen van de Société Anonyme des Villas de Forest, een venootschap met veel gronden. Hij wordt eigenaar van verschillende landbouw gronden gelegen op de hoogte honderd. In hetzelfde jaar wil M. Busselot er de parochie Sint-Augustinus oprichten. De bouw van een kapel gaat van start en op 22 oktober 1900 wordt ze ingewijd. Ze is gelegen in de huidige Sint-Augustinusstraat ter hoogte van de school. Ze krijgt de naam ‘Sint-Augustinus’ naar de Augustijnenkerk uit Brussel, die bestond van 1620 tot 1893 en werd gesloopt voor de aanleg van het Brouckèreplein. Bertrand wil de wijk opwaarderen en legt een rondpunt aan waarop acht lanen zullen uitmonden. Het plan trekt nieuwe inwoners aan en al vlug is de kapel op de hoogte honderd te klein. In 1908 stelt de Société Anonyme een terrein ter beschikking voor een nieuwe kerk, met name in het midden van de aangelegde rotonde. De kerkfabriek moet een kerk oprichten met 950 vierkante meter aan gebedsruimte, waarvan de toren of koepel van het gebouw precies op het snijpunt van de verkeersassen moet staan. In 1914 kiest men voor een Neo-Romaans Byzantijns ontwerp van Edmond Serneels, een kerk met een koepel. Men begint met de aanleg van de fundering maar door het uitbreken van de eerste wereldoorlog worden de werken in 1916 stilgelegd.
In 1928 werft Victor de Faes, de voorzitter van de toenmalige kerkfabriek, twee architecten aan: André Watteyne en Léon Guiannotte. Zij moeten plannen ontwerpen voor de bouw van een Art Deco kerk, gemaakt uit gewapend beton, een nieuw en goedkoop bouwmateriaal. Ze passen de gulden snede toe en houden rekening met de verhoudingen van de Egyptische pyramides. Op 2 april 1933 legt men de eerste steen en op Paasmaandag, 25 maart 1935, wijdt men de kerk in. Op dat moment is het gebouw nog niet volledig afgewerkt. Door gebrek aan geld en het uitbreken van de tweede wereldoorlog duurt de afwerking tot 1950. Er worden meer glasramen voorzien en men wil de kerk bekleden met mozaiek of natuursteen, maar dat is er nooit van gekomen. Omdat men armtierige bouwmaterialen gebruikt, begint de kerk in de jaren 1967 te vervallen en wordt ze voor het publiek gesloten. Het gerucht doet ook de ronde dat er op de hoogte honderd een metro halte zal komen en tot 1985 spreekt men van afbraak van de kerk. Dankzij de hernieuwde interesse voor Art Déco werd de kerk in 1988 geklasseerd. Na de verplichte restauratie ging de kerk in 1997 terug open voor de eredienst.
Wie te voet naar de kerk gaat, ziet dat de straten in stijgende lijn naar het rond punt leiden. Dit is om de gelovigen erop te wijzen dat de kerk de mensen naar God verheft. Boven het portaal van de kerk, leest men de inscriptie Domus mea, domus orationis (“Mijn huis, is een huis van gebed”). Het gebouw heeft een menselijk aspect maar in de architectuur zit ook een spirituele dimensie verweven. De platte grond is een Grieks kruis (de armen zijn van gelijke lengte) geplaatst in een cirkel (de vorm van het plein). Er zijn vier kwart-cirkels die de gelijke armen van het kruis met elkaar verbinden. Het beeldt als het ware een uitvergrote aureool uit, het symbool van de straling van de glorie van Christus over de wereld. De klokkentoren staat precies op het snijpunt van de acht lanen. Dit heeft als gevolg dat het schip van de kerk niet naar het Oosten is gericht, zoals dat in andere kerken het geval is. Vier pijlers dragen het gewicht van de klokkentoren, die open is aan de binnenkant. Er is een panoramisch platform in de toren op een hoogte van 37 meter en het kruis reikt 54 meter boven het plein. Binnenin bevinden zich drie klokken (Augustine, Marie-Norbertine en Alène) die na de oorlog opnieuw werden gemaakt. De Duitsers namen de originele klokken mee en die werden nooit teruggevonden. Langs de buitenkant is het gebouw zeer sober omdat al de aandacht moet gaan naar het kruis op de top van de toren. De decoraties binnen in de kerk zijn aangepast aan de modern geest en de liturgische noden van de tijd.
André Watteyne tekende de kruisweg en de Oostendse beeldhouwer Oscar De Clerk vervaardigde de eerste tot de vijfde en de tiende tot de veertiende staties. Tijdens de restauratiewerken maakte de Mechelaar René Rosseel de zesde tot negende statie. De kruisweg begint in het Noord-Westen en verloopt tegen de wijzers in. De figuratieve glasramen dateren uit 1935 en zijn gemaakt door Paul Steyaert. De abstracte glasramen zijn van 1997.