Marcus, de evangelist, is de schrijver van het oudste evangelie. Hij schrijft zijn werk rond het jaar 70 van de eerste. Wat weten we over Marcus?
Kerkvaders uit de tweede eeuw vinden in verzen van het Nieuwe Testament informatie, waaruit zij afleiden dat Marcus ‘Johannes Marcus’ was (Handelingen 12,12). Hij zit samen met Paulus in de gevangenis (Filemon 24) omdat hij een naaste medewerker is (2 Timoteüs 4,11) en neef van Barabas (Kolossenzen 4,10).
Papias vertelt rond het jaar 140 dat Marcus een tolk was van Petrus. Zijn gedachte steunt onder andere op het slot van de eerste brief van Petrus. Petrus groet de gemeente in Babylon (een codewoord voor Rome) net als zijn “zoon” (dierbaar persoon) Marcus. Papias voegt er aan toe dat Marcus naar Alexandrië (Egypte) trok, daar bisschop werd en er de marteldood stierf.
Latere legendes vertellen dat Venetiaanse kooplui in 829 onder militaire bescherming, de beenderen van Marcus uit Alexandrië weghalen. De Egyptische stad raakt onder de invloed van de islam, en daarom brengen ze de beenderen van de evangelist over naar Venetië. In de stad dragen ze een kathedraal op, de San Marco, aan hun nieuwe patroon. Hij is de patroon van de notarissen en schrijvers en is afgebeeld als een gevleugelde leeuw.
Op preekstoelen van kerken zie je afbeeldingen van een gevleugelde leeuw, een engel, een rund, een adelaar of arend. De herkomst van de wezens gaat terug op oosterse mythologie maar ook op passages uit het Oude en Nieuwe Testament. In de Openbaring van Johannes lezen we (4,7): “Het eerste dier leek op een leeuw, het tweede op een jonge stier, het derde dier had het gezicht als van een mens en het vierde dier leek op een arend in zijn vlucht. Ireneüs van Lyon en Hippolytus van Rome pasten de vier symbolen toe op de evangelisten.
Omdat het evangelie van Marcus begint met het optreden van de Doper in de woestijn en Jezus ook in de woestijn verblijft tussen de wilde dieren, krijgt Marcus de leeuw als symbool.