Op 13 maart 2018 vieren we de vijfde verjaardag van het pontificaat van paus Franciscus. Het voorbije weekend ging kardinaal Jozef De Kesel voor in de eucharistieviering in de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal van Brussel. Op de vierde zondag van de veertigdagentijd staan de woorden van Jezus tegen Nicodemus, de leraar van Israël, centraal. Nicodemus bezoekt Jezus ‘s nachts in het geheim en begrijpt niet wat Jezus zegt. De Mensenzoon moet omhoog worden geheven….(3,14)….Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven (3,16).
In zijn homilie zei de kardinaal het volgende:
Beste vrienden, de zondagslezingen in de veertigdagentijd bereiden ons voor op de Paastijd. De vroege Kerk koos de teksten speciaal voor de catechumenen die, tot op vandaag, het doopsel ontvangen met Pasen. Maar ze zijn ook gekozen voor ons, die op weg zijn naar Pasen en uitgenodigd zullen worden onze doopgeloften te hernieuwen.
De lezingen vertellen ons de kern van het geloof. Dat geldt in het bijzonder voor het evangelie van vandaag. Het is een cruciale tekst. Het zijn woorden van Nicodemus, die hem ‘s nachts bezoekt en er niet in slaagt de boodschap van het evangelie te begrijpen.
Jezus legt ze aan hem uit. Het eerste wat Hij zegt, is dat God de wereld zeer heeft liefgehad. God komt niet om te oordelen noch te veroordelen. Hij komt om te redden. Hij bemint met een liefde die volledig gratuit is. We zullen het nooit begrijpen. Waarom zijn wij belangrijk in de ogen van God? Maar het is die waarheid, die goede boodschap, die ons wordt verkondigd:
God kent en bemint ons. Wij zijn hem dierbaar. Het is daarom dat paus Franciscus, vanaf het begin van zijn pontificaat, de barmhartigheid van God een centrale plaats geeft in zijn leer en in de uitvoering van zijn ambt.
Dat wil niet zeggen dat zijn ambt niet vastberaden of duidelijk is. Het komt erop aan recht te doen aan wat deel uitmaakt van de kern van het evangelie.
En dan zegt Jezus: 'De Mensenzoon moet omhoog geheven worden'. In eerste instantie denken we aan de Hemelvaart van Jezus, na de verrijzenis. Maar Johannes vertelt het afzonderlijke verhaal van de opstijging naar de hemel niet. Voor Johannes begint de verheffing al aan het kruis. Jezus werd omhooggeheven. Ja, maar op een kruis. Het is de schande van het geloof waarover Paulus spreekt. Maar waartoe dient de verheffing? Waarom het kruis? Hoe kan een God die liefheeft zo een offer vragen? De evangelist Johannes antwoordt: 'God heeft de wereld zo zeer liefgehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven'. De liefde van God is gratuit en onvoorwaardelijk. God vraagt niets en eist niets.
Twee weken geleden hoorden we het verhaal van het offer van Isaak. God weigert het. Het is niet Abraham, maar God die zijn Zoon geeft. Op het kruis gaat God tot het uiterste.
Het is het ultieme teken van zijn liefde. Het is bron van leven, van eeuwig leven. Ja, God heeft de wereld zo zeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren zoon heeft geschonken.
In de lezing uit de Efeziërsbrief zegt Paulus hetzelfde, maar dan in de hem eigen bewoordingen. Ook hier gaat het om een heel centrale passage uit de Schrift. God heeft ons liefgehad, zegt hij. We waren vervreemd van Hem en van elkaar, 'dood door de zonde'. Maar God heeft ons met Christus ten leven gewekt. We zijn nieuwe mensen geworden, door Hem gekend en bemind, als zijn eigen kinderen. Niet omdat we iets fantastisch zouden gedaan hebben of verdiend. Paulus heeft het zelf ervaren . Als farizeeër had hij alles gedaan om Gods liefde te verdienen. Maar toen hij op weg naar Damascus Christus ontmoette, heeft hij voor het eerst geweten wat het betekent door God bemind te zijn. Bemind: onverdiend en onvoorwaardelijk. Dat maakt een mens heel bescheiden. En daarom ook mild tegenover de anderen. Gods gave is het, niet de vrucht van uw werken. 'Niemand mag zich verhovaardigen'.
Inderdaad, niemand mag zich verhovaardigen. In die enkele woorden klopt het hart van heel het evangelie. Wie weet dat hij om niet bemind is, die weet dat hij zich over niemand mag verheffen.
Die benadert de ander met eerbied en genegenheid, wie die andere ook is. Dat is de kracht van het geloof, niet alleen in ons eigen persoonlijk leven, maar ook in de opbouw van een menswaardige samenleving.
Broeders en zusters, de Kerk vindt haar oorsprong en fundament in het mysterie van de liefde van God. Ze heeft geen andere taak dan de liefde en barmhartigheid van God te verkondigen, niet voor zichzelf, maar voor de wereld. Ze is teken en sacrament van die liefde. Want God heeft de wereld zo zeer liefgehad. Vanavond danken we de Heer voor het ambt van paus Franciscus, bisschop van de Kerk van Rome en herder van de universele Kerk. Komende dinsdag vieren we de vijfde verjaardag van zijn pontificaat. In alles wat hij zegt en alles wat hij doet, brengt hij ons terug naar diegene die niet is gekomen om te oordelen en te veroordelen, maar om te redden. Hij nodigt ons uit te onderscheiden wat God op dit ogenblik verwacht van Zijn Kerk. Onderscheiden is het sleutelwoord van dit pontificaat. Voor sommigen kan dit onzekerheid scheppen. Maar het is de enige manier om het Levende Woord van God te ontvangen.
Telkens iemand de Heilige Vader ontmoet, vraagt hij voor hem te bidden. Daarom vraag ik jullie allen, hem niet te vergeten in jullie gebeden. Dit opdat God hem bewaart in Zijn liefde en hem de kracht en moed geeft, het ambt uit te oefenen dat Hij hem heeft toevertrouwd, voor het welzijn van de Kerk en heel de mensheid.
Beste vrienden, het evangelie van deze vierde zondag in de veertigdagentijd, bereidt ons voor op onze geloofsbelijdenis met Pasen. Zich gekend en bemind weten door God, verandert ons leven volledig. Het is een nieuw leven dat ons gegeven wordt door het geloof in het doopsel. Die liefde van God beantwoorden met heel ons leven en heel onze persoon, dat is de vreugde en blijdschap van ons leven.
Kardinaal Jozef De Kesel
Brussel 10 maart 2018