Homilie van de bisschop
Zusters en broeders,
twee aan twee zond Jezus zijn apostelen uit om naar zieken toe te gaan met zijn helende kracht. De geschiedenis door hebben christenen die zending ter harte genomen. Vier eeuwen geleden kwamen enkele zusters naar deze stad om zorg te dragen voor de zieken. Ze wilden er een teken zijn van Gods zorg en aandacht voor de zwakken. Vierhonderd jaar lang hebben de zusters dit gedaan met een groot en goed hart. Daar immers begint de echte ziekenzorg. Ze leefden echt mee met wie getroffen waren door het lijden.
Ze bleven niet onverschillig. Ze lieten zich raken. De pijn van anderen werd hun pijn.
Hun hart heeft een doorlaadbare wand. De deuren van hun hart gingen steeds weer open voor wie tegenslag en ziekte kenden. Ze konden echt meeleven, meevoelen. Of zoals Paulus het daarnet liet horen: ze konden verheugd zijn met hen die blij zijn en wenen met hen die huilen. DANK u, goede zusters, voor uw gastvrije hart waarin plaats is voor mensen in nood.
Het meeleven van de gasthuiszusters bleef echter niet beperkt tot gevoelens van compassie. Hun meevoelen wisten ze steeds weer om te zetten in concrete daden van verzorging: wassen en voeden, waken en bidden, luisteren en troosten. Die grote inzet heeft veel indruk gemaakt op mensen. Zusters telden geen uren. Binnen de mogelijkheden van iedere tijd deden ze wat mogelijk was om pijn te verzachten en gebroken harten te zalven. Hun liefde voor de zieken vertrok vanuit een warm en open hart maar uitte zich telkens in het werk van hun handen. Ze hielden de arme dicht bij hun hart en staken hun handen uit de mouwen om telkens weer te doen wat moest. Dank u, goede zusters, voor uw werkzame handen in dienst van velen. Zoals Veronica hebben jullie lijdende gezichten gewassen en er de Heer Jezus zelf in herkend en gediend.
Bij het jubileum dat we vandaag vieren willen we de zusters ook danken voor de grote trouw waarmee ze hun zending hebben vervuld. De rijke geschiedenis van 400 jaar laat zien dat ze dit gedaan hebben in heel wisselende omstandigheden, in voor- en tegenspoed. Zoals Prediker het zegt, heeft de congregatie tijden gekend van planten en opbouwen, van vreugde en vrede maar ook periodes van afbreken en verliezen, van oorlog en beproeving. Wat er ook op hen afkwam, de zusters hebben voortgedaan, zijn herbegonnen, hebben het niet opgegeven. De tijd die ze nu beleven wijst stilaan naar het einde van hun congregatie en aanwezigheid in deze stad. Een bron van pijn: jammer dat die mooie geschiedenis niet verder gaat. Het siert de zusters dat ze deze pijn dragen met in hun hart veel dankbaarheid om wat ze mochten betekenen en veel vertrouwen dat hun zending en leven in Gods hand ligt.
Blijft nog de vraag waar de zusters de kracht vonden en vinden om zo’n gegeven mensen te zijn. Ze vinden steun en bemoediging bij elkaar. Hun gemeenschapsleven is een bron van sterkte. Ze beleven de kloosterregel van vader Augustinus, naar het voorbeeld van de eerste kerk: één van hart en geest.
Dank, goede zusters, omdat u ons toont dat het mogelijk is als mensen in vrede samen te leven.
Hun diepste Bron van leven en kracht vinden ze echter bij God. Onze tijd heeft het moeilijk om dit te verstaan. Velen hebben moeite met God of leven zonder God. Gasthuiszusters zijn ondenkbaar zonder God. Ze weten zich door Hem gedragen, geroepen, geliefd en gezonden. Hun godgewijd leven geeft een bijzondere diepgang aan hun ziekendienst. In gebed dragen ze de zieken, artsen en alle verzorgend personeel mee. DANK u, goede zusters, om ons tot op vandaag naar God te verwijzen, die Liefde is, een groot mysterie, maar de mensen goed gezind, zo geloven wij.
Zusters en broeders, mocht het eeuwenlange dienstwerk van de Gasthuiszusters in Diest ons allen blijven inspireren om deskundig en met een goed hart zorg te blijven dragen voor onze zieken. Mocht hun getuigenis ons ook gevoelig maken voor Gods woord en nabijheid. Zo zullen liefde voor de zieken en liefde voor God op nieuwe wijzen in deze stad aanwezig blijven. God geve het.
Een woord van voormalig deken Felix Van Meerbergen
Vandaag treft de vergrijzing en het dalende aantal roepingen ook de Gasthuiszusters. Hun leven verschuift van zorgen naar verzorgd worden. En toch ademt die zorg voor anderen in het huis. Sinds hun oprichting zijn de Gasthuiszusters trouw gebleven aan hun doelstellingen, hun spiritualiteit en hun zending. De congregatie doorstond oorlogen, onteigeningen en verbanningen. Steeds werden deze tegenslagen gevolgd door een nieuwe groei. Die groei blijft nu achterwege. Alles gaat voorbij. Sommige zusters zijn haast legendarisch.
De gasthuiszusters van Diest zijn niet gewoon. En toch niet bijzonder.
Het zijn geen kwezels. Nooit geweest denk ik. Ze feesten als het kan. Ze vasten als het moet. Soberheid en feest plaveien hun klooster. Sterke zusters zijn broos en breekbaar geworden. Kwetsbaar ook. Ze hebben de illusies van hun kracht, gezondheid en volmaaktheid opgegeven. En daardoor werden ze steeds menselijker, barmhartiger en gevoeliger. ‘Op de plaats van hun verwonding bevindt zich nu hun schat.’ (Anselm Grun)