1) Doelgroep
De doelgroep van de groepsgesprekken zijn de bewoners van een woon- en zorgcentrum. Het aantal deelnemers ligt tussen de 6 à 12. De groepsgesprekken kunnen ook uitgeprobeerd worden op de afdeling met mensen met dementie, maar worden dan best aangepast aan de noden van deze groep.
2) Doel
Ik onderscheid drie doelen:
- de samenhorigheid en gezelligheid tussen de deelnemers bevorderen,
- de bewoners uitdagen om een (spiritueel) thema in de diepte te verkennen,
- de bewoners laten ervaren wat dit thema en de uitwisseling voor hun leven nu kan betekenen (via de gespreksvragen).
3) Omkadering
Een grote tafel met stoelen rond en ruimte voor rolstoelen in een rustige omgeving is nodig. Als het kan, is het fijn om een drankje aan te bieden zoals water, frisdrank, koffie of thee. Dat zorgt voor extra gezelligheid.
4) Thema
Het thema ‘Jouw naam’ of ‘roeping’ is een dankbaar, bijbels thema. We verkennen eerst ieders naam en dat brengt al verhalen met zich mee over naar wie iemand is genoemd, over de eigen ouders, enz. Drie spannende verhalen uit de Davidscyclus doen vervolgens dienst om dieper in te gaan op het thema ‘roeping’ en ‘geroepen worden’.
Groepsgesprek: ‘Jouw naam’
1) Gespreksvragen: jouw naam (10 min.)
Wie heeft er een naam? Steek je hand even op. Wat is je naam? Van wie heb je die gekregen? Wat betekent jouw naam? Waarom heb je een naam gekregen?
Als de bewoner niet weet wat zijn naam betekent, zoeken we de betekenis even op via een laptop.
2) Gesprek: naamgeving (10 min.)
Wie is er gedoopt?
Bij je doopsel vroeg de priester aan de ouders: ‘Hoe willen jullie je kindje noemen?’
De naamgeving is vaak een ontroerend moment in een doopviering.
Er was eens een priester die aan de kinderen vroeg: ‘Hebben jullie ook een naam? Dat is bijzonder. Waarom hebben jullie een naam gekregen?’ Een jongetje zei: ‘Dan kunnen ze je roepen.’ Met je naam ben je gekend en kunnen mensen je roepen. Ze kunnen beroep op je doen.
3) Verhaal van de roeping van David ( naar Nico Terlinden) (5 min.)
God zei tegen de profeet Samuël: “Er moet een nieuwe koning komen. Je moet naar Betlehem gaan, naar Isaï. Die heeft veel zonen. Eén van hen moet je tot koning zalven. Ik zal je wel ingeven wie het is.” Neem een kruikje mee met olie om te zalven.
Samuël vertrok met lange benen want oei, als Saul dit te weten zou komen was zijn leven niet meer veilig.
En hij vertrok, met de olie en hij nam ook een kalfje mee. “Dan kan ik net doen alsof ik voor een offermaal kom”, dacht hij.
Aan de poorten van Betlehem…
“Dag profeet Samuël, kom je met goed of slecht nieuws?”
“Ik ben gekomen om met jullie een dankoffer te brengen. Maak het kalfje klaar en nodig zeker Isaï en zijn zonen uit voor het feestmaal.”
Alles werd in gereedheid gebracht. Daar kwamen Isaï met zijn zonen aan. Eliab, de oudste, liep voorop. Groot, mooi, sterk… Hij zag er echt koninklijk uit.
“Dat is hem”, dacht Samuël, en hij haalde de olie tevoorschijn. “Stop, Samuël”, zei God, “dat is een koning zoals Saul, die niet… Kijk niet naar de buitenkant, maar naar zijn binnenste. Ik wil geen koning die groot is, maar wel een die deugt.”
Isaï’s tweede zoon kwam naar voor. Sterk, slim… maar er kwam geen teken uit de hemel. De derde, de vierde, de vijfde, de zesde en zevende zoon traden aan, maar geen enkele droeg de goedkeuring van God mee.
“Zijn dat al uw zonen, Isaï?”
“Ach heer, wat zal ik zeggen, er is er nog wel een, maar dat is de kleine, en hij past op de schapen in de velden.”
“Roep dan de kleine, wil je? We zullen niet aan tafel gaan vooraleer hij er is.”
Het was wachten op het nakomertje maar eindelijk, daar kwam hij aan, de kleine, een beetje rossig. Hij droeg een herderstas met steentjes en slinger over de schouder. Daarmee verjoeg hij de wilde dieren.
Hij keek met grote ogen rond, …. Waarom moest hij komen?
“Samuël, sta op”, zei God, “want hij is het.”
“Hé jongen, hoe heet je?”, vroeg Samuël.
“Mijn naam is David, heer.”
Samuël zalfde hem. Hij zalfde hem te midden van zijn broers. Verder mocht niemand het weten, maar later zou iedereen begrijpen waarom het zo was gegaan, want je bent altijd koning te midden van je broeders. David zou de troon van Israël bestijgen, maar in zijn hart moest hij wel een herder blijven. Hij moest zijn kudde, het volk Israël, bijeenhouden en de vijanden verjagen.
4) Nabespreking
Wat valt jou op in dit verhaal?
Antwoord:
- Het is de jongste, de kleinste die geroepen wordt door God.
- David wordt gezalfd te midden van zijn broers. Hij zal niet voor zichzelf koning zijn maar voor de mensen.
- David zal koning worden, maar in zijn hart zal hij een herder blijven, die zorg draagt voor zijn mensen.
5) Gesprek: Jouw roeping (15 min.)
Vertel eens of jij je in je leven ooit geroepen voelde (als ouder, grootouders, broer, zus, kind, vrijwilliger, op je werk, in de zorg voor anderen, in het ontdekken van de wereld...)
Komt dit overeen met wat je vroeger als kind wilde worden? Welke kinderdromen zijn er uitgekomen?
6) Verhaal van David en Goliath (naar Nico Terlinden) (10 min.)
Het volgende verhaal gaat weer over de herdersjongen David. Hij was wel tot koning gezalfd maar het zou nog een hele tijd duren voor hij echt koning zou worden. Ondertussen beleefde hij een echt avontuur.
De Israëlieten en de Filistijnen waren in oorlog.
De strijd werd uitgevochten in het Eikendal.
Bij de Filistijnen was er de reus Goliath. Zo groot en stevig als een boom was hij, bewapend van kop tot teen.
Hij daagde de Israëlieten uit: “Wat verbeelden jullie je wel, dat je van ons kunt winnen? Kies één krijger uit en we zullen vechten, man tegen man. Wint hij, dan worden wij uw knechten. Win ik, dan zullen jullie onze knechten zijn. Kom op als je durft!”
Niemand durfde. Iedere dag kwam Goliath opnieuw tevoorschijn. “O wat zijn jullie flink, o wat zijn jullie dapper”, hoonde hij.
Koning Saul en zijn mannen verstijfden dan van angst. Ook Eliab, Abinadab en Samma, de drie oudste broers van Dav,id waren doodsbang.
“David, ga eens kijken of je broers nog in leven zijn”, vroeg zijn vader, “en neem wat geschenken en eten mee, dat is altijd goed”.
David, de herdersjongen, vertrok, beladen met geschenken.
Al van ver zag hij dat zijn broers nog in leven waren, maar hij zag ook de angst in hun ogen.
Plots hoorde hij de reus over het Eikendal schallen: “Wie wil met mij vechten, kom op.”
“Die Filistijn is van God weg”, zei David, “hij moet uit de weg geruimd worden.”
“Dat weten wij ook, maar wie gaat dat dan doen? Jij zeker?”, vroegen zijn broers.
“Ja, ik ga dat doen”, zei David.
David ging naar de tent van koning Saul.
“Koning Saul, laat mij die godvergeten Filistijn uit de weg ruimen.”
Saul wist niet wat hij hoorde. “JJij komt nog maar pas kijken, manneke, Goliath is een krijgsman, geoefend in de strijd!”
“Ik ben herder”, koning Saul. “Ik hoed de schapen van mijn vader. Komt er een leeuw of een beer die een lam uit de kudde wil roven, dan snel ik toe en sla hem neer. Zo zal het ook die Filistijn vergaan, met zijn gebral. De God die mij redde uit de klauwen van de leeuw en de beer, zal mij ook redden uit de klauwen van deze reus.”
“Ik wens je veel sterkte”, zei Saul, die er niet erg in geloofde.
Maar dat was nu net het probleem met Saul. Die geloofde nergens meer in. En dan kun je natuurlijk geen koning in Israël meer zijn.
Ze tuigden David op met helm en harnas en zwaard, maar David kon er niet in bewegen en gooide alles van zich af. “Ik ga liever als mijzelf, als herder”, zei hij.
Hij nam zijn staf, ging naar de rivier en zocht vijf gladde steentjes uit, stopte ze in zijn tas en liep op Goliath toe.
Die zag hem bijna over het hoofd en voelde zich beledigd dat zo’n klein mannetje op hem toekwam.
“Ben ik soms een hond, dat je mij met de stok gaat slaan”, riep hij. “Kom maar op, ventje, kom maar op.”
David antwoordde: “Jij komt tot mij met zwaard en schild, maar ik kom tot jou met de naam van God”.
De reus kwam dichterbij. David stak zijn hand in zijn herderstas, haalde er een kiezel uit, slingerde die weg en trof de Filistijn in het hoofd. Diep drong het steentje door en Goliath stortte voorover ter aarde neer. De Filistijnen sloegen met z’n allen op de vlucht.
David snelde op Goliath toe, pakte diens zwaard, trok het uit de schede en kapte hem het hoofd af. De reus stierf dus door zijn eigen zwaard.
7) Nabespreking
Vraag welke voor de deelnemers de belangrijkste zin van het verhaal is.
Antwoord:
David komt alleen maar met een paar stenen en zijn herdersstaf voor de volledig bewapende Filistijn te staan.
Belangrijkste zin: ‘Ik kom tot jou met de naam van God’, zegt David tegen Goliath.
8) Parallellen in andere culturen (5 min.)
‘Wie niet sterk is, moet slim zijn’
Ken je andere verhalen, zoals sprookjes, waarin de kleine het haalt op de sterke?
De ongewapende strijd tegen een reus of een draak, de arme of het kleintje dat het wint van de rijke of de grote ... zijn thema's die vaak in sprookjes terugkomen en meestal gekoppeld worden aan de strijd tussen goed en kwaad.
Bijvoorbeeld: Klein Duimpje . Hans en Grietje . De gelaarsde kat . De Bremer stadsmuzikanten . De schildpad en de haas …
9) Groepsgesprek: vertrouwen dat het goede overwint (10 min.)
Heb jij ooit het gevoel gehad dat God of het leven zelf jou wilde helpen?
Ik stel me voor dat ieder mens wel eens door een moeilijke tijd gaat. Brand je dan een kaarsje? Blijf je dan vertrouwen? Wie krijgt jouw vertrouwen?
10) Verhaal van David die op de harp speelt (5 min.) (Nico ter Linden)
Het laatste verhaal dat we vandaag over David horen, gaat over zijn talent om muziek te spelen. Hij komt zo terecht aan het hof van de zieke koning Saul, die niet weet dat David de volgende koning zal worden.
Koning Saul was ziek, hij was een zielig hoopje mens geworden.
Hij at of dronk niet. Hij staarde maar voor zich uit. Hij tuurde, maar zijn ogen zagen niets.
De koning was ziek en niemand kon hem helpen.
Of toch misschien….
Eén van Sauls dienaren had gehoord dat in Betlehem één van Isaïs zonen heel mooi op een harp kon spelen. Als die zijn handen aan de harp sloeg, was het alsof de hemel open ging, zo mooi…de vrede van God daalde dan neer.
“Heer koning, zullen we iemand vragen voor u op de harp te spelen om u wat op te vrolijken? Alle narigheid die in uw hoofd rondspookt kan hij met zijn spel verdrijven.”
“Ken je zo iemand? Hoe is zijn naam?”, vroeg de koning
“Zijn naam is David, Heer, hij woont in Betlehem.”
Niemand in het paleis wist dat David door Samuël gezalfd was om de nieuwe koning van Israël te worden.
“Laat hem maar komen”, zei koning Saul.
Zo kwam David als minstreel aan het hof. En steeds wanneer de boze geest Saul kwam plagen, sloop David stilletjes het vertrek binnen, sloeg zijn hand in de snaren en speelde de mooiste melodieën.
Dan trok de mist op in het hoofd van Saul en kon hij weer iets van de hemel zien.
Saul kreeg David lief en David werd zijn wapendrager. “Bij mij blijven, jongen. Altijd bij mij blijven.”
11) Gesprek: muziek (10 min.)
Wat is de betekenis van muziek in jouw leven? Helpt muziek jou om goedgezind te worden? Heb je nog andere manieren (lezen, schrijven, TV, film, tekenen, een goed gesprek,…) die je helpen om van je dag een mooie dag te maken?
12) Zangstonde: we zingen enkele liederen. (20 min.)
We kunnen ook enkele liederen beluisteren. Het is fijn als daar enkele bekende liederen bij zijn.
Opgesteld door Karolien Helsen – pastor in wzc Ter Burg, Nossegem, 2020
Bewerking: Tine Croonen, vicariaal medewerker caritas