1. Doelgroep
De doelgroep van de groepsgesprekken zijn de bewoners van een woon- en zorgcentrum. Het aantal deelnemers ligt tussen de 6 à 12. De groepsgesprekken kunnen ook uitgeprobeerd worden op de afdeling met mensen met dementie, maar worden dan aangepast aan de noden van deze groep.
2. Doel
Ik onderscheid drie doelen:
- de samenhorigheid en gezelligheid tussen de deelnemers bevorderen,
- de bewoners uitdagen om een (spiritueel) thema in de diepte te verkennen,
- de bewoners laten ervaren wat dit thema en de uitwisseling voor hun leven nu kan betekenen (via de gespreksvragen).
3. Omkadering
Een grote tafel met stoelen errond en ruimte voor rolstoelen in een rustige omgeving is nodig. Als het kan, is het fijn om een drankje aan te bieden zoals water, frisdrank, koffie of thee. Dat zorgt voor extra gezelligheid.
4. Thema
Het thema ‘trouw zijn’ is een dankbaar thema. Het mooie bijbelse verhaal van Ruth is hiervoor de kapstok. Het is een heel menselijk, herkenbaar verhaal. Mensen kunnen heel wat meemaken in hun leven: huwen, kinderen krijgen, kinderen verliezen, in een vreemde omgeving terechtkomen, gevoelens van hulpeloosheid, verlies van zin om nog ergens voor te leven, verlatenheid, vervreemding, andere mensen leren kennen die je niet in de steek laten…
Groepsgesprek: ‘trouw zijn’
(Bewerking Bijbelteksten: Nico Ter Linden)
1. Naömi wil terug naar haar land
“Ik moet teruggaan” dacht Naömi “ik moet teruggaan naar mijn land, naar Bethlehem.”
Ze dacht het steeds vaker: “Ik wil in Bethlehem sterven, niet in dit vreemde land. Of moet ik toch hier blijven? Mijn man en mijn twee zonen liggen hier begraven.” Naömi aarzelde.
Och God, wat deed het er toe. Ze had nergens nog zin in. Toekomst had ze nergens.
Ze leefde in het verleden, ze dacht alleen nog aan vroeger, toen ze in Kanaän woonde, met haar man. Maar het had er jaren op rij niet geregend en er was hongersnood gekomen.
Haar man had gezegd: “Naömi, het mag hier Bethlehem noemen, broodhuis, maar er is geen brood. Geen kruimel meer voor ons en voor onze twee jongens. We gaan verhuizen, we gaan naar Moab, over de Jordaan.”
“Je weet toch dat de Moabieten onze vijanden zijn, Mozes wilde niet van hen weten”, antwoordde Naömi. “Honger is honger”, had haar man gezegd, “we verhuizen.”
Ze waren gegaan, samen met hun twee jongens. In het begin werden ze in Moab met de nek aangekeken, maar er was tenminste brood.
Toen stierf haar man. “Ook dat nog”, dacht ze, maar ze moest zich sterk houden voor de twee jongens.
Toen de jongens groot werden, kwamen ze allebei met een Moabitisch meisje aangezet. Moest ze dat verbieden? Mozes had gezegd dat je nooit mag trouwen met iemand uit Moab.
Wat zou haar man hiervan zeggen….. je kunt het toch niet tegenhouden.
Gelukkig waren het twee lieve meisjes: Orpa en Ruth. Naömi kon het goed met hen vinden. Ze trouwden, maar elke sabath kwamen ze bij Naömi om samen te vieren. Dan spraken ze dikwijls over de goden van Moab en de God van Israël.
Maar tot overmaat van ramp stierven ook haar twee zonen. Helemaal alleen bleef Naömi achter, zonder man, zonder kinderen…. in een vreemd land.
“Ik moet teruggaan, terug naar Bethlehem”, dacht ze. Ze dacht het steeds vaker…
(Lied)
2. Uw God is mijn God
“De hongersnood in Betlehem is voorbij, ik denk dat ik terugga”, zei Naömi tegen Orpa en Ruth.
“Als u gaat, gaan Orpa en ik met u mee”, antwoordde Ruth.
Naömi vertrok, en Orpa en Ruth gingen met haar mee. Dat was heel lief van hen, maar was het wel verstandig?
“Jullie kunnen beter hier blijven. Wat moeten jullie in het vreemde Bethlehem? Ze zullen er op je neerkijken omdat je uit Moab komt. Blijf maar hier, ik red me wel. God zal voor jullie zorgen. En jullie vinden vast wel een nieuwe man. Vaarwel”, zei Naömi. Naömi gaf hen een afscheidskus, maar Orpa en Ruth wilden geen afscheid nemen. “We gaan met u mee naar Bethlehem”, klonk het vastberaden.
“Ik heb geen toekomst meer, maar jullie wel, jullie moeten hier blijven, je hebt je hele leven nog voor je.”
En weer nam Naömi afscheid, met tranen in de ogen.
Orpa besloot vervolgens om terug te gaan. Ze weende, nam afscheid van Naömi en Ruth, keerde zich om en holde terug, zonder om te kijken.
“Kijk Ruth, je schoonzusje is teruggegaan naar haar volk en naar haar goden, jij moet dat ook doen!”
“Ik wil met u mee”, antwoordde Ruth. “Waar u heengaat zal ik ook gaan, waar u overnacht zal ik overnachten, uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft, wil ik ook sterven en begraven worden. Ik weet niet wat de toekomst brengt, ik weet wel dat alleen de dood mij van u kan scheiden.”
Naömi drong niet langer aan. Samen gingen ze op weg, over de Jordaan, over de bergen, daar lag Bethlehem. De mensen in Bethlehem wisten niet wat ze zagen. “Is dat Naömi niet? Ja verdorie, ze is het. Wat is ze oud geworden, en ze heeft een jonge Moabitische bij!”
“Ik ben verbitterd en alleen”, zei Naömi, “mijn man en zonen zijn gestorven in Moab. Ik ben Naömi, de lieflijke, maar noem me maar Mara, de bittere!”
“Alleen ben je niet....Naömi, zie je dan niet die zoete bloem naast je uit Moab?, Ruth.”
In Bethlehem begon net de gersteoogst, de aren waren vol, maar Naömi voelde zich leeg. Maar er was weer brood in het broodhuis Bethlehem. En het werd Pesach, het feest van de hoop.
Lied van Ruth van Stef Bos
Ek is n vreemde hier
Ek het my land gelos
Ek het jou pad gekruis
Ek het jou spoor gevolg
Jy het gese gaan terug
Moe nie op my vertrou
Maar jy s n deel van my
Wat doen ek sonder jou
En ek weet die toekoms is onseker
En die donker is digby
En ek weet ons wag n lang reis
Reg deur die woestyn
Maar jou land is my land
Jou volk is my volk
Jou taal is my taal
Jouw God is my God
Jou droom is my droom
Jou pad is my pad
Jou toekoms my toekoms
Jou hart in my hart
Ek weet jou volk is bang
Voor ons wat anders is
Maar ek sal brugge bou
Daar waar die afgrond is
En ek sal terugverlang
Wanneer die wind sal waai
Wat uit die suide kom
Van my geboorte grond
Maar ek sal sterk wees
En ek sal oorleef
Want ek wil naas jou staan
Al sal dit moeilyk wees
Maar jou land is my land
Jou volk is my volk
Jou taal is my taal
Jouw God is my God
Jou droom is my droom
Jou pad is my pad
Jou toekoms my toekoms
Jou hart is my hart
My deel is jou deel
My brood is jou brood
Jou lewe is my lewe
Jou dood is my dood
En wanneer die donker kom
En jou mense my ontwyk
Sal ek my liefde gee
Totdat die haat verdwyn
Want jou huis is my huis
Jou angs is my angs
Jou stilte my stilte
Jou land is my land
Gespreksvragen
Aan welke persoon bent u heel uw leven trouw gebleven? Dit kan uw man of vrouw zijn, uw ouders, uw kinderen, vrienden… Was het moeilijk om trouw te blijven aan die persoon of personen?
Aan welke waarden bent u heel uw leven trouw gebleven? Dat kan eerlijkheid zijn of openheid, zachtheid, vriendschap, humor, verdraagzaamheid, vredelievendheid, zorg voor de natuur, respect…
3. Arenlezen achter de maaiers
“Moeder”, zei Ruth “zal ik morgen naar de korenvelden gaan om aren te rapen achter de maaiers aan?”
Dat had Ruth in Moab horen vertellen, dat in Kanaän de armen en de vreemdelingen achter de maaiers op de velden verloren aren mogen oprapen. Arenlezen heet dat. In het land van God zorgen de rijken voor de armen. En Ruth is niet alleen arm, ze is ook een vreemdelinge.
“Doe dat, mijn dochter!”, antwoordde Ruth.
Vroeg in de morgen vertrok Ruth. “Mag ik hier arenlezen?”, vroeg ze aan de maaiers. “Ja hoor”, antwoordden die. Toevallig was het de akker van Boaz, een familielid van Naömi.
Een paar uur later kwam Boaz kijken hoe het ging met het maaien. “De heer zegene jullie”, riep hij tot de maaiers.
Toen zag Boaz een jonge vrouw arenlezen, hij kende ze niet. Wat bewoog ze sierlijk en wat had ze een lief gezicht. “Wie is dat?”, vroeg hij aan de voorman van de maaiers. “Die vrouw is niet van hier, dat zie je direct….. ze is met Naömi meegekomen en heeft heel de morgen al gewerkt, ze heeft nog geen ogenblik gerust.”
Boaz ging naar haar toe “Luister”, zei hij “blijf maar op mijn akker om aren te lezen, je moet naar geen andere gaan. Ik zal aan de maaiers zeggen dat ze je te drinken moeten geven als je dorst hebt.” Ruth viel op haar knieën. Ik weet niet waaraan ik het te danken heb, heer, ik ben maar een vreemdelinge hier.”
“Je hoeft voor mij niet te knielen. Ik heb gehoord wat jij gedaan hebt voor Naömi. Je hebt je land verlaten om voor haar te zorgen. Je hebt gedaan wat ook onze vader Abraham heeft gedaan, je bent komen schuilen onder de vleugels van God. Moge Hij je zegenen zoals jij een zegen bent voor Naömi.”
“Dank u wel heer, u bent heel vriendelijk, Naömi zal u ook dankbaar zijn.”
De maaiers gaven elkaar een knipoog, wat stond hun baas lang bij die Moabitische, had hij een oogje op haar?
Het was etenstijd, Boaz riep Ruth en liet haar mee-eten. Ze had nog wat over en nam het mee voor Naömi.
De schafttijd was voorbij. Boaz zei aan de maaiers dat ze extra aren moesten laten vallen.
Ruth las het veld, tot het avond was. Met de kostbare last kwam ze bij Naömi thuis.
“Waar heb jij vandaag gezeten?”, vroeg Naömi, die de rijke oogst zag.
“Ik heb aren geraapt op de akker van Boaz”, zei Ruth.
“Gezegend zij onze God, die trouw is aan de levenden en de dodene, antwoordde Naömi.
Dat begreep Ruth niet.
“Boaz is familie van ons”, zei Naömi, “als een man sterft en de vrouw blijft alleen, dan moet een ander familielid met die vrouw trouwen, zo staat het in onze wet.”
“O ja, zei Ruth, Boaz zei nog dat ik zeven weken bij hem mocht werken, tot aan het wekenfeest.”
Naömi was minder bitter nu, ze zag dat Boaz een oogje had laten vallen op Ruth. De Heer had hun niet vergeten, en ook de doden niet.
Na enige tijd, en wat verleidingstrucs van Naömi en Ruth en overleg met de familie, besloot Boaz om met Ruth te trouwen. Zo bleef de familieband van Naömi’s man behouden.
Zo werd Ruth de bruid. Ze was komen schuilen onder de vleugels van Israëls God, nu kon ze schuilen onder de vleugels van Boaz. Het duurde niet lang of ze kregen een kindje. Obed, de dienende, noemden ze het. De vrouwen van Bethlehem kwamen kijken. “Weet je het al, Naömi heeft een zoon gekregen’. Natuurlijk was Ruth de moeder, maar de vrouwen hadden ook gelijk: Naömi had ook terug toekomst gekregen.
Obed, de dienende, zal de oogappel van Naömi worden. Hij zal voor haar zorgen tot aan haar dood. En ook voor Ruth en Boaz zal hij zorgen tot in hun ouderdom. Hij zal zelf trouwen en een kind krijgen: Isaï. En je raadt nooit van wie hij de grootvader zal worden…..van de kleine herdersjongen en grote koning…… David.
Zonder die dappere Ruth uit Moab, was er dus nooit de grote koning David geweest.
Lied: Ga maar gerust van Sytze de Vries (Nederland zingt)
(gezongen op de muziek van Finlandia van Sibelius)
Ga maar gerust, want ik zal met je mee gaan
Ik ben je baken, ook in de diepe nacht
Ik ben de stem, die steeds in jou zal opstaan
Ik ben de hand, die op je vriendschap wacht
Ik ben het licht dat voor je voeten uitgaat
Ik ben de wind waardoor je adem haalt
Ga maar gerust, want ik zal met je mee gaan
Ik ben de zon, waardoor het donker knielt
Ik ben de groet, waarmee ook jij kunt opstaan
Ik ben de hoop, dat zaad diep in je ziel
Ik ben het lied, dat fluistert in de bomen
Ik ben de dag, die schemert in je droom
Ga maar gerust, want ik zal met je mee gaan
Ik ben de liefde, die een mens je schenkt
Ik ben de hoogste toon, die je kunt aanslaan
Ik ben de verte, die verlangend wenkt
En, kom je thuis, de laatste mist verdwenen
ben ik de hand, die al je tranen wist.
Bron: Ga maar gerust want Ik zal met je meegaan (nr. 15) Sytze de Vries - Domkerk Utrecht
Andere liedsuggesties:
- Non rien de rien, Edith Piaf
- Vluchtelingenlied van P. Hendrix en J. Govaerts
Een powerpoint over dit groepsgesprek kan je bekomen na een seintje aan tine.croonen@vlbm.be.
Opgesteld door Karolien Helsen – pastor in wzc Ter Burg, Nossegem, 2021
Bewerking: Tine Croonen, vicariaal medewerker Caritas