Op de eerste lentedag verwelkomden we in het nieuwe Sint-Maartenziekenhuis in Mechelen een twintigtal pastores uit verschillende zorginstellingen.
“De eerste plannen voor een nieuw ziekenhuis, dat de drie voormalige campussen van Sint-Maarten verenigt, werden al in april 2008 op tafel gelegd”, vertelt Sabien Hons, hoofdpastor in AZ Sint-Maarten. Vandaag herbergt het nieuwe ziekenhuis een stille ruimte én een kapel. “We droomden van bezielde ruimtes waarin een diepere symboliek aanwezig is die mensen verbindt en waar zowel geluk als lijden een plek vinden”, licht Sabien Hons toe. Een werkgroep, waarvoor het labo voor levensbeschouwing (yot) inspiratie bood, werkte een visie uit. In de stille ruimte straalt het stilte-object van Roel Vanderbeeck kwetsbaarheid uit. Een gebedsmatje nodigt moslims uit tot gebed. In de kapel werden elementen uit de voormalige ziekenhuizen samengebracht en op elke ziekenkamer prijkt een ambachtelijk gebakken kruisje boven de deur.
Het nieuwe ziekenhuis daagde de pastorale dienst uit na te denken over hun identiteit, en over een nieuwe naam. What’s is a name luidt dan ook de titel van deze lentesessie.
“De keuze van een naam is belangrijk, ze bepaalt je identiteit en moet de juiste associaties oproepen”, steekt professor Anne Vandenhoeck van wal. De beroepsvereniging voor pastores opteert niet langer voor de benaming ‘pastor,’ maar voor de term ‘spirituele zorgverlener’. De meningen zijn verdeeld. Wie vreest met deze nieuwe benaming de eigen (katholieke) identiteit te verloochenen, sust Anne Vandenhoeck met de boodschap “dat we ons niet hoeven te enten op de taal van de traditie, maar op de taal van de zorg. Bovendien behoudt elkeen het recht zich bij de patiënt voor te stellen als ‘pastor’.”
De docente pastorale zorg en diaconie pleit echter wel voor voorzichtigheid bij het kiezen van een nieuwe hedendaagse naam voor de pastorale dienst omdat, zoals reeds hoger vermeld, een naam bepaalde associaties oproept. “Kies een naam die aansluit bij de inhoud en maak dat de naam beschermd is. De brede term ‘zinzorg’ bijvoorbeeld kan evengoed door een psycholoog worden ingevuld.” Ook herkenbaarheid is een belangrijke factor. “Je moet je bewust zijn van het gegeven dat je in een ziekenhuis met een divers cliënteel te maken krijgt. Raadpleeg dus best eerst je doelgroep (zowel medewerkers als patiënten) vooraleer je overgaat tot een naamsverandering, en houd er rekening mee dat je werk in de eerste plaats bestaat uit dienstbaarheid voor de kwetsbare en zorg voor de zorgende.”
“We moeten ons enten op de taal van de zorg, niet op die van de traditie”
Als ziekenhuispastor word je geconfronteerd met een dubbele inslag. Anne Vandenhoeck: “Je bent aangeworven door de voorziening, maar gezonden door de kerkgemeenschap. Ik illustreer het graag met een homilie van paus Franciscus waarin hij ons oproept ‘tot het respecteren van zowel onze eigen identiteit als die van de ander, verschillen te aanvaarden en eerlijk te zijn in onze intenties.’
Ook Koen Vanhoutte, hulpbisschop voor Vlaams-Brabant en Mechelen, is te gast op deze lentesessie en reflecteert op de inbreng van professor Vandenhoeck. “Ik heb veel begrip voor de zoektocht naar een nieuwe naam en moedig jullie daarin aan”, klinkt het, “al verkies ik de term ‘zinzorg’ boven ‘zingeving’. De term ‘Spirituele zorgverlener mag op zijn beurt geen antropologische scheiding teweegbrengen tussen het lichamelijke en het geestelijke. Spirituele zorg behelst immers de hele mens. Mag ook God daarin nog aanwezig zijn? Waar kunnen we nog speuren naar het geloof, de herderlijke zorg die Jezus ons meegeeft? Bovendien is niet alleen de pastor, maar de hele omgeving van de patiënt met zinzorg bezig. Vergeten we niet te kijken naar het zingevingsverhaal van anderen?”
“Er is een spanningsveld tussen identiteit en relevantie”, vervolgt mgr. Vanhoutte. “Enerzijds willen we zorg dragen voor de identiteit, voor het vertrouwde, maar dit mag niet ten koste gaan van de relevantie, van het brede gesprek. Anderzijds willen we meedraaien in het maatschappelijke debat, wat dan weer ten koste kan gaan van onze identiteit.”
“De term ‘Spirituele zorgverlener’ mag dan vaag zijn, het is een term waarin iedereen zich kan herkennen”, duidt de hulpbisschop. “Tezelfdertijd heeft de term een voldoende dubbele bodem om vanuit je eigenheid te werken. Voorwaarde is wel dat we werk maken van verdieping. Wat betekent het zorg te dragen in de geest van de goede herder? Hoe spring je uit de band en vind je een eigen plek? Je bent immers niet privé aan het werk, maar je werkt in een groter geheel en je mag thuiskomen in een rijke traditie.”
”Onze spiritualiteit is specifiek, namelijk handelend in de geest van Jezus Christus, vanuit de spirit van het evangelie”, besluit Koen Vanhoutte. “De kerkgemeenschap blijft onze moeder. Met die gemeenschap mag je je verbonden voelen. Zijn we niet allen op zoek naar dezelfde zorg, dezelfde missie?”
“Gaat het tenslotte niet om de herderlijke zorg die Jezus ons meegaf?”
We sluiten de lentesessie af met een getuigenis van drie ziekenhuispastores, die vertellen hoe zij evolueerden tot een (nieuwe) naam voor hun dienst of, in het geval van AZ Sint-Maarten, waarom het proces nog lopende is. “We laten ons in onze zoektocht inspireren door het beeld van de monniken van Tibhirine, die als christenen leven in een niet-christelijke wereld”, zegt Sabien Hons.
“We moeten niet alleen ingaan op de vraag van een patiënt, maar ook iets durven aanbieden”, besluit Anne Vandenhoeck. “De spirituele dimensie is immers aanwezig in elke mens en ze mag gerust worden aangeboord.”
Mgr. Vanhoutte betreurt enigszins dat het proces van naamsverandering toch wel heel versnipperd gebeurt in het vicariaat. “Kunnen we niet met elkaar overleggen vooraleer ieder een eigen naambord ophangt?”
Tot slot vragen we de deelnemers op een bouwsteentje enkele begrippen of een slagzin te schrijven die hen doet nadenken over de naam van hun werkveld. De muur wordt stevig opgebouwd met woorden als ‘geworteld’, ‘van verscheidenheid naar consensus’, ‘zorgzaam in de kracht van de Geest’, ‘eenheid’ en ‘op weg gaan vanuit je eigen identiteit’.
Tine Croonen