Om te bidden met het evangelie van Pasen
- Indien mogelijk neem ik een kruisbeeld en steek er een kaars bij aan.
- Ik maak bewust en langzaam een kruisteken. Ik teken mij met het kruis. Ik verbind mij met Hem die aan dit kruis voor mij is gestorven, uit liefde. Ik ben verbonden met allen voor wie dit teken belangrijk is.
- Ik vraag aan de heilige Geest om mij in dit gebedsmoment tegemoet te komen: “Kom, heilige Geest, help mij om te luisteren naar wat God mij wil zeggen in het evangelie van dit Paasfeest”
Ik lees het evangelie volgens Mattheus (28,1-10)
1 Na de sabbat, bij het aanbreken van de eerste dag der week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria naar het graf kijken. 2 Plotseling ontstond er een hevige aardbeving en een engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette zich daarop neer. 3 Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw. 4 De bewakers begonnen van schrik voor hem te beven en het leven scheen uit hen geweken. 5 De engel sprak de vrouwen aan en zei: “Gij behoeft niet bevreesd te zijn; ik weet dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is niet hier. Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft; komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft. 7 Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen: Hij is verrezen van de doden, en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Dat had ik u te zeggen.” 8 Terstond gingen zij weg van het graf, met vrees en grote vreugde, en haastten zich het nieuws aan zijn leerlingen over te brengen. 9 En zie, Jezus kwam hen tegemoet en zeide: “Weest gegroet.” Zij traden op Hem toe, omklemden zijn voeten en aanbaden Hem. 10 Toen sprak Jezus tot hen: “Weest niet bevreesd. Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan, en daar zullen zij Mij zien.”
Ik sta stil bij wat mij treft in dit verhaal. De onderstaande commentaar kan mij helpen.
De sabbat is voorbij, de voorgeschreven rust ook. Bij het krieken van de dag, in het oplichten van de eerste dag van een nieuwe week, op de grens tussen duisternis en licht, gaan Maria Magdalena en de andere Maria naar het graf van Jezus. Ik ga in stilte met hen mee. Ze gaan om naar het graf te kijken. Waarom gaan zij zo vroeg in de ochtend? En wat doe ik zoal bij een graf?
Plots worden zij opgeschrikt door een hevige aardbeving. De grond onder hun voeten beweegt. Er is niets zo overrompelend en zo angstaanjagend als een aardschok. Ik beeld me in wat deze aardbeving bij de twee vrouwen innerlijk teweegbrengt.
Deze aardbeving verwijst naar die andere beving die plaats vond toen Jezus de geest gaf (Mt 27,51). In de Bijbel is de aardbeving een literair thema om te spreken over Gods krachtige en ingrijpende aanwezigheid (bvb de aanwezigheid van God op de berg Sinaï in Ex 19,18). Ook bij het oordeel op het ‘einde van de tijden’ zal er volgens de apocalyptische geschriften een ‘hevige aardbeving’ plaatsvinden. Is die tijd nu aangebroken?
Plots straalt een helder licht. Het is een ongezien licht. Het is niet het licht van het stil groeiend ochtendgloren. Dit licht komt van elders. Een engel van de Heer daalt uit de hemel neer (v. 2). “Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw” (v. 3). Opnieuw wijst het gebeuren op Gods aanwezigheid. Ik beeld mij in wat deze verschijning met de vrouwen doet. Wat gebeurt er in mij bij het zien van dit licht? Zijn er ook in mijn leven momenten geweest waarop ik Gods onverwachte aanwezigheid heb mogen ervaren?
De engel rolt de steen van voor het graf van Jezus. Ik hoor het doffe donderend geluid van het rollen van de steen. En de engel zet er zich op neer. De steen wordt een rustbank. Het graf is nu open. De engel houdt de wacht. Hij waakt bij het open graf. Wat maakt dit beeld van de wachtende engel bij het open graf in mij wakker? Wat komt er in mij op? Hoe kijk ik nu naar het graf? Wat zie ik?
Ik zie de bewakers van het graf, goed uitgeruste soldaten met wapens en schilden, beven en het besterven van de schrik. Zij zijn helemaal uitgeschakeld, machteloos. Zij die het graf van een dode moesten bewaken, zijn nu zelf als doden geworden. “Het leven scheen uit hen geweken” (v. 4). Wat doet het zien van deze uitgeschakelde soldaten met mij? Welke gevoelens komen er in mij op?
Nu weerklinkt de stem van de engel. Het is alsof God zelf spreekt. Hij zegt: “Gij behoeft niet bevreesd te zijn; ik weet dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde.” (v. 5). Hoe komt dit woord mij over? Welke is de toon van dit spreken? Wat bewerkt dit woord in mij? Zo kom ik misschien op het spoor van wat er nu omgaat in Maria Magdalena en in de andere Maria.
“Hij is niet hier, Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft; komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft.” (v. 6). De engel verkondigt hier de kern van het christelijk geloof: Jezus is niet in het graf, niet in de dood. Ik beluister met de vrouwen deze boodschap. Zij zijn gekomen om naar het graf te kijken, en de engel nodigt hen om in het graf te kijken, “naar de plaats waar Hij gelegen heeft”. Hoe reageer ik op die boodschap van de engel? Het graf is leeg. Wat doet dat met mij? Vind ik het erg? Hoe voel ik mij bij het vernemen van dat nieuws?
“Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen: Hij is verrezen van de doden, en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Dat had ik u te zeggen.” (v. 7) Onmiddellijk geeft de engel aan de vrouwen een opdracht: het nieuws van Jezus’ opwekking aan de leerlingen overmaken en hun meedelen waar zij Jezus kunnen ontmoeten. Hoe reageer ik op deze opdracht? Voel ik er mij klaar voor?
De vrouwen keren het graf de rug toe en zij haasten zich weg. Ze lopen naar de leerlingen die zich ergens in de stad verscholen houden, opgesloten als in een graf. Ze doen wat de engel hen heeft opgedragen. Zij gaan de leerlingen vertellen wat hij hun gezegd heeft. Wat gaat er in deze vrouwen om? Hoe lopen zij naar de leerlingen? Welke zijn de uitdrukkingen van hun gelaat? Geloven zij het woord van de engel?
Terwijl zij op weg zijn, zich toevertrouwend aan het woord en de opdracht van de engel, overkomt de vrouwen nog iets groters, iets mooiers. Jezus zelf komt hen tegemoet en zegt: “Weest gegroet!” Het is meer dan een simpele ‘goeiedag’. Het is zoiets als “met vreugde gegroet”! Opnieuw ben ik een stille getuige van dit eenvoudig en sober gebeuren. Welke sfeer proef ik in deze ontmoeting tussen Jezus en de vrouwen? Hoe klinkt zijn woord? En wat maakt die ontmoeting in mij wakker?
Ik zie hoe de vrouwen Jezus benaderen, zijn voeten omhelzen en Hem met tedere liefde aanbidden. Jezus laat zich doen. Met de vrouwen bemerk ik hoe de voeten van Jezus getekend zijn door de wonden van zijn kruisiging. Ja, Hij is het, de Gekruisigde! Hij is inderdaad niet in het graf. Hij is het en toch is Hij o zo anders. Wat roept dit beeld van de vrouwen aan de voeten van Jezus in mij op? Wat doet dat tafereel met mij? Zal ik mij bij hen vervoegen?
Nu hoor ik de stem van Jezus die zegt: “Weest niet bevreesd. Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan; daar zullen zij Mij zien.” (v. 10). Het zijn bekende woorden. De boodschap van de engel wordt bevestigd. Nu echter komt dit woord uit de mond van Jezus zelf. Hoe klinkt die boodschap nu? Hoe ervaar ik dit woord? Jezus noemt zijn leerlingen ‘mijn broeders’! Wat betekent dit? Hoe klinkt dat in mijn oren? Hoe zullen de leerlingen dit woord ervaren?
Naar Galilea gaan. “Daar zullen zij Mij zien” zegt Jezus. Wat roept die bestemming bij mij op? Waar ligt mijn Galilea? Wat betekent Jezus’ uitnodiging voor mij?
Met dit verhaal verkondigt Mattheus de kern van ons geloof: Jezus, de Gekruisigde, is niet meer in het graf, in de dood, maar Hij is verrezen; Hij is opgestaan. Mattheus zegt hier: in de dood en de verrijzenis van Jezus is God aanwezig, laat Hij zich kennen en openbaart Hij zich. Wat met Jezus is gebeurd luidt een nieuw en definitief ander tijdperk in. Wat betekenen voor mij de dood en de verrijzenis van Jezus? Hebben zij een invloed op mijn denken? Op de wijze waarop ik in het leven sta?
Ik zeg nu aan de Heer in heel gewone woorden – zoals ik het aan een vriend zou zeggen – wat mij in dit evangelie bijzonder getroffen heeft.
Ik formuleer vervolgens enkele gebedsintenties. Bijvoorbeeld:
- Voor mensen die rouwen om het verdriet van een geliefde.
- Voor mensen die in deze moeilijke tijd geen afscheid konden nemen van een geliefde.
- Voor mensen die opgesloten zijn in wat hen gevangen houdt.
- Voor mensen die geen enkel perspectief meer zien.
- Voor allen die hoop en licht brengen in het leven van mensen.
Ik besluit met een Onze Vader of met onderstaand gebed.
God, almachtige Vader,
dit is de dag waarop Gij uw Zoon Jezus uit de doden hebt opgewekt.
Gij hebt Hem gezalfd met de heilige Geest
en verheven boven al wat leeft.
Geef dat wij die het feest vieren
van de verrijzenis van onze Heer
vernieuwd worden door uw Geest
en verrijzen tot het leven in uw licht.
Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon,
die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest,
God, door de eeuwen der eeuwen.
Amen.