Naar aanleiding van werelddag van de armen, schreef paus Franciscus een brief. Een aantal citaten uit deze brief sommen wij hier op.
Neem even de tijd om ze door te lezen. Wat raakt mij in deze woorden? Hoe zie ik dit vandaag gebeuren?
De armoede neemt steeds een ander gezicht aan, dat aandacht vraagt voor steeds verschillende situaties: in iedere situatie kunnen wij de Heer Jezus ontmoeten, die heeft geopenbaard dat Hij tegenwoordig is in zijn zwakste broeders en zusters. (vgl. Mt 25,40).
Het gebed tot God en de solidariteit met de armen en de lijdenden zijn niet van elkaar te scheiden. Om een eredienst te vieren die de Heer welgevallig is, is het noodzakelijk te erkennen dat iedere persoon, ook de meest behoeftige en verachte, het ingeprente beeld van God in zich draagt. … de zegen van de Heer daalt over ons neer en het gebed bereikt zijn doel, wanneer zij gepaard gaan met de dienst aan de armen.
De blik op de armen gericht houden is moeilijk, maar des te noodzakelijker om aan ons persoonlijk en maatschappelijk leven de juiste richting te geven. Het gaat er niet om veel woorden te gebruiken, maar veel meer om, aangezet door de goddelijke naastenliefde, je leven concreet in te zetten. Ieder jaar kom ik met de Werelddag van de armen terug op de werkelijkheid die wezenlijk is voor het leven van de Kerk, omdat de armen bij ons zijn en zullen zijn (vgl. Joh 12,8) om ons te helpen het gezelschap van Christus in het dagelijks bestaan te ontvangen.
De Kerk heeft weliswaar geen alles omvattende oplossingen te bieden, maar biedt met de genade van Christus haar getuigenis en gebaren van samen delen aan.
In kranten, op internetsites en televisie zijn er zoveel slechte berichten in overvloed dat men zou denken dat het kwaad soeverein heerst. Dat is niet zo. Zeker, het ontbreekt niet aan boosaardigheid en geweld, aan machtsmisbruik en corruptie, maar het leven is vervlochten met daden van respect en edelmoedigheid die het kwaad niet alleen compenseren, maar ook stimuleren om verder te gaan en hoopvol te zijn.
“Strek uw hand uit naar de arme” is dus een uitnodiging tot verantwoordelijkheid als directe inzet van wie zich ook maar deelgenoot voelt aan hetzelfde lot.
“Onttrek u niet aan hen die schreien” (Sir. 7, 34). De periode van de pandemie heeft ons genoodzaakt tot een gedwongen isolement en ons zelf verhinderd vrienden en bekenden die bedroefd zijn om het verlies van hun dierbaren, te troosten en nabij te zijn. En dan zegt de gewijde schrijver ook nog: “Wees niet onwillig om een zieke te bezoeken” (Sir. 7, 35). Wij hebben de onmogelijkheid ervaren om naast wie lijdt te staan en tegelijkertijd zijn wij ons bewust geworden van de broosheid van ons bestaan. Kortom, het Woord van God laat ons nooit met rust en blijft ons stimuleren tot het goede.
Het doel van ons leven is een project dat verwezenlijkt moet worden, en een weg die zonder moe te worden moet worden afgelegd. Welnu, het doel van al onze handelingen mag nooit iets anders zijn dan de liefde. Dit is het doeleinde waarnaar wij op weg zijn en niemand moet ons daarvan afhouden. Deze liefde is samen delen, toewijding en dienstbaarheid, maar begint bij de ontdekking dat wij het eerst worden bemind en gewekt worden tot de liefde. Dit doel verschijnt op het ogenblik dat het kind de glimlach van de moeder ontmoet en zich bemind weet om het feit dat het bestaat. Ook een glimlach die wij delen met de arme, is een bron van liefde en maakt het mogelijk in vreugde te leven. Moge de uitgestoken hand dan ook altijd verrijkt worden met de glimlach van iemand die bescheiden en behulpzaam blij is in de stijl van de leerlingen van Christus te leven.
De volledige brief die paus Franciscus schreef kan je terugvinden op deze webpagina’s.