AUGUSTUS OOGSTMAAND
Als een zaadje
in de akkergrond gelegd,
ontluikt er nieuw leven,
zoals kwetsbaar en broos,
als het kind in je bestaan.
Groeiend en bloeiend,
doorwaait in zwoele wind,
nu eens de zon,
dan weer regen,
steeds voldoende en genoeg
ontluikt steeds meer
een enige plant,
sterker en met veerkracht,
als een mens in de wereld.
Tot de tijd van oogsten aanbreekt,
rijke vrucht,
aren vol graan,
nieuwe kracht ten leven,
brood van elke dag,
de schoonheid van je bestaan,
binnengehaald
in het geborgene van je hart.
De oogst is groot,
liefde en vriendschap in overvloed!
Arbeiders zijn er weinig.
Sta jij al maar op
en deel van je liefde en vriendschap.
(©cp)
CARITAS
Liefde,
barmhartigheid,
niets moet,
laat het zijn
zoals het is,
tijd is geen grens
maar ruimte,
ten volle mens zijn
uit het diepste
van je kwetsuur vandaan,
de parel laten groeien,
om er goddelijkheid te ontmoeten
die je draagt en sterkt
er te zijn
voor de mens
naast je
die je naaste wil zijn,
die je toefluistert
naaste te worden,
tochtgenoot
op de weg ten leven,
op de weg van mens worden,
in liefde en zorg
aan elkaar gegeven,
pelgrim in de gemeenschap,
nooit alleen,
een keten van mensen
om je heen,
ook al voel
je de donkerte van de nacht,
ochtendgloren is nabij,
nieuwe dagenraad,
levenskracht
als opwellende bron
nieuw leven
dat er altijd als was en is.
(©cp)
NAASTE MET DEMENTIEBEELD
Zo stille zit je daar,
starend voor je uit,
de tocht van de wind
doet de plant naast je
meer bewegen
dan je kwetsbare bestaan,
en toch,
starend in je ogen
fluistert een verhaal
vol herinnering,
vol angst en aarzeling,
is gisteren nu voorbij
of moet wat geweest is
nog komen,
is het komende
reeds nabij
of is het al voorbij,
het ‘hier en nu’
van dit moment
is geen grens
maar ruimte van ontmoeting,
jij aan mijn zijde,
in je breekbare bestaan,
doet me mezelf vinden,
even breekbaar met je mee,
je houdt mijn hand vast,
is dit mijn lichaam
of ben ik thuis
in de vreemdeling,
jij, blijf je zelf
en ik kom mezelf opnieuw tegen,
soms vluchtig voor even,
maar het is echte zegen.
(©capoenpiet)
OUDERE NAASTE
Nu de tijd
aan mij voorbijgaat,
seizoen na seizoen,
dag na dag,
uur na uur,
besef ik
dat onder het kleed
van mijn ouderdom
het frisse kind van weleer
nabij blijft.
Mijmerend
over het voorbije,
is er geboortekreet
van nieuw leven,
is er leegte en gemis
door het sterven
van een naaste
aan mijn zijde,
is de sterke boom van weleer
het geknakte riet van vandaag.
En in stilte
fluistert de zekerheid:
‘Ook mijn dagen zijn geteld!’.
Geen angst moet er zijn,
diepe vrede mag er zijn.
Vrede met mezelf,
vrede met mijn naaste,
vrede met de Heer
die me toefluistert:
‘Je sterven is geen grens,
maar heilige ruimte
naar nieuwe ontmoeting
voorgoed’.
(©capoenpiet)
PASTOR
In de stilte
van je bestaan,
in het visioen
van je liefde,
fluistert je naam
te zijn wie je bent,
te zijn voor elk ander.
In de aarzel
van je leven
roept een visioen
die goddelijk is,
een hemel op aarde
te zijn voor elk ander.
In de naaste aan je zijde,
zie je goddelijk visioen,
kwetsbare droom,
prille liefde,
zo gewond,
zo gekwetst,
zo stille fluisterend
om hemelse tijd,
om heilige tijd.
En jij,
even kwetsbaar en gewond gelijk,
jij bent pastor,
icoon van liefde, hoop en geloof,
vrede uit elke storm vandaan.
Pastor,
geef je leven,
laat God nabij zijn
in je bestaan,
in woord en bede,
in liturgie en dienst.
(©capoenpiet)