Er was geen discussie. Nadat bekend werd dat virus Covid-19 onze land was binnengeslopen zou Hannelore aan de slag blijven in woonzorgcentrum Betlehem in Herent, waar ze sinds …. als pastor meedraait.
„Ik ben blij dat ik aan het werk mocht blijven, al werd me wel meegedeeld dat ik mogelijk bij logistieke taken zou moeten bijspringen”, steekt Hannelore van wal. „Aanwezig blijven voor de bewoners vond ik heel belangrijk. Het zou me moeilijk vallen hen plots in de steek te moeten laten.” Al was het anders werken. „Mensen nabij zijn in een beschermend pak, praten met een mondmasker op, rechtstaan in plaats van een stoeltje bij te zetten… vooral voor mensen met dementie was die plotse fysieke afstand moeilijk te vatten. Sommigen reageerden dan ook wel eens achterdochtig: ‘Waarom draag jij handschoenen?’, ‘Waarom mag jij bij mij op bezoek komen en mijn familie niet?’”
Betlehem kreeg te kampen met heel wat Covid-19 besmettingen. ”Mensen met dementie kan je heel moeilijk verbieden elkaar aan te raken of de kamer van de buurvrouw niet binnen te stappen. Een enkele keer moesten we een bewoner fixeren. Dat klinkt onmenselijk, maar op een gegeven moment moet je de afweging maken tussen de gezondheid van een hele afdeling of het mentale welbevinden van één bewoner”, zucht Hannelore.
Toch was het niet allemaal kommer en kwel en groeiden er zelfs mooie dingen. „Ik leerde nieuwe bewoners kennen”, klinkt het. Betlehem telde voor de crisis 330 kamers. „Omdat we voorheen de bezoeken op de afdelingen opsplitsten tussen twee vaste vrijwilligers en mezelf, kende ik niet alle bewoners. Sinds de vrijwilligers op non-actief werden gezet, probeer ik overal een beetje present te zijn. Bewoners zien me ook niet als een zorgverlener, wel als een bezoeker waarbij ze op verhaal kunnen komen. Via Skype en Zoomsessies legden we contact met de familie. Ook dat creëerde verbinding, want dat is tenslotte onze taak als pastor.”
Afscheid nemen van bewoners die het niet haalden, is ook voor een pastor een moeilijk moment, en al zeker in tijden van Corona. „Dierbaren mochten pas in de laatste levensminuten van de bewoner bij het bed komen. Sommigen durfden zelfs niet komen, uit angst zelf besmet te geraken. Het telefoontje aan de familie telkens ik moest aankondigen dat het einde nabij was, hen vertellen dat hun ouder of partner gecremeerd zou worden terwijl ze een heel ander afscheid voor ogen hadden, een ziekenzegening doen heel alleen aan een bed… het waren beklijvende momenten.”
Hannelore Devoldere heeft een gezin met drie jonge kinderen en woont in het Gentse. Als we haar vragen hoe ze het klaarspeelde om werk en privé in deze moeilijke tijd te combineren, reageert ze voorzichtig positief. „Je moet de knop omdraaien en de nodige hygiëne in acht nemen, en ik geef toe dat ik af en toe thuis wat kort van stof was. Mijn schoonouders wonen nabij en vangen veel op. Het leven verloopt inmiddels minder hectisch. De samenleving herademt, niemand is nog besmet in het woonzorgcentrum en er wordt stilaan opnieuw bezoek toegelaten. Straks mag ook de kapel weer open.”
Hannelore hoopt dat binnenkort ook de vrijwilligers weer aan de slag gaan. Hannelore: „Ook zij missen het engagement en de bewoners, al zal het confronterend voor hen zijn te merken dat heel wat mensen het niet hebben gehaald. Ik onderhield telefonisch contact met hen, maar soms moesten ze via een nieuwsbrief vernemen dat een bewoner overleden was. Ook de families zullen op een andere manier het woonzorgcentrum weer binnenstappen. Door een bezoekje leerden zij elkaar kennen. Ze ondersteunden elkaar in de zorg voor hun ouder of naaste. Een woonzorgcentrum is immers geen verzameling van kamers. Het is een gemeenschap. De verbondenheid tussen bewoners en families voel je gewoon, vooral tijdens een viering.”
„Vaak heb ik gedacht ‘laat deze beker aan mij voorbijgaan’, maar dan dacht ik aan de collega’s die de hele dag, een hele week lang, in beklemmende kledij op een Covid-afdeling werkten. Hun inzet motiveerde me elke dag opnieuw. Zij telden niet op een uurtje meer. Een bewoner applaudisseert elke avond om 20 uur voor hen. Uiteraard worstelde ik ook wel eens met onmacht. Waarom gebeurt dit? Ook bewoners stelden vragen. Voorheen vertelden ze over hun leven, over hun familie, maar nu zit je samen midden in eenzelfde verhaal. Sommige bewoners zien het als een teken van God dat het mank loopt met de wereld, ook daar moet je als pastor mee omgaan. Al heb je uiteraard geen pasklare antwoorden.”
Hannelore beseft dat nazorg heel belangrijk is. „Mensen met dementie verloren structuur. Ze kregen een vreemde kamer of kwamen op een andere afdeling terecht. Nieuw personeel, geen vertrouwd bezoek. Velen zijn verzwakt door de situatie, minder alert en slaperig. Wat als er een nieuwe golf van het virus aankomt? Ook de familie heeft het moeilijk. Ze willen gewoon weer op bezoek kunnen komen, een spontane knuffel of kus geven. Hoe zullen de verpleeg- en zorgkundigen de trauma’s van het verlies verwerken? Drie bewoners moeten afstaan op één dag tijd knaagt aan je. Als ik hen vroeg hoe ze het stelden, luchtten sommigen hun hart, maar tijd om lang stil te staan was er niet.” Dat tijdsgebrek houdt Hannelore wel bezig. „Ik moest keuzes maken. Legde ik me toe op pastoraal bij de besmette bewoners, dan moest ik de gezonde bewoners de rug toekeren. Maar ook zij hadden nood aan een babbel. Dat maakte dat ik te weinig bij de zieken kwam. Gelukkig kon ik twee dagen per week rekenen op Nathalie (medewerker van het vicariaat, nvdr).”
Hannelore blikt ook graag terug op de mooie momenten. „Als bewoners tussen de was een attentie vonden, als ze kinderen of kleinkinderen via skype zagen of als er op donderdag muziek voor hen werd gespeeld, fleurden ze op.”
Het woonzorgcentrum focust nu op de bezoekersregeling, terwijl Hannelore uitkijkt naar de heropening van de kapel en een heropstart van de vieringen. Ook het contact met de parochie wil de pastor graag heropbouwen. “Parochiemedewerkers sturen ons af en toe een bezinning toe. Wie weet kunnen we via hen wel nieuwe pastorale vrijwilligers aantrekken.”
Tine Croonen
Vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen