- Indien mogelijk neem ik een kruisbeeld en steek er een kaars bij aan.
- Ik maak bewust en langzaam een kruisteken, het teken van de christen, de leerling van Jezus, en ik zeg: “In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.”
- Ik neem even de tijd om er mij van bewust te worden dat ik voor God kom – Vader, Zoon en heilige Geest. God ziet mij. Hij verlangt er naar om bij mij te zijn en zich in liefde aan mij mee te delen.
- Ik vraag aan de heilige Geest om mij in dit gebedsmoment tegemoet te komen en mij te helpen open te komen voor het woord van God, het woord dat God tot mij persoonlijk richt : “Kom, heilige Geest, help mij om te luisteren naar wat God mij wil zeggen in het evangelie van deze 3de Paaszondag”
Ik lees nu luidop het evangelie volgens Lucas (24,13-35)
13 Juist die dag waren er twee van hen op weg naar een dorp, dat Emmaüs heette en zestig stadiën van Jeruzalem lag. 14 Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. 15 Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en liep met hen mee. 16 Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. 17 Hij vroeg hun: 'Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?' Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: 'Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?' 19 Hij vroeg hun: 'Wat dan?' Ze antwoordden hem: 'Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en heel het volk; 20 hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om ter dood te worden veroordeeld en Hem aan het kruis hebben geslagen. 21 En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. 22 Zelfs hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, 23 maar hadden zijn lichaam niet gevonden en kwamen zeggen, dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. 24 Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet.' 25 Nu sprak Hij tot hen: 'O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! 26 Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?' 27 Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. 28 Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. 29 Zij drongen bij Hem aan: 'Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.' Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. 30 Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. 31 Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. 32 Toen zeiden ze tot elkaar: 'Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?' 33 Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. 34 Deze verklaarden: 'De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.' 35 En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.
Ik neem de tijd om stil te staan bij wat mij treft in dit verhaal. Ik kan daarvoor het verhaal een tweede keer lezen. De onderstaande commentaar kan mij helpen om binnen te komen in het verhaal.
Zoals vorige zondag is ook dit een verhaal dat mij wil helpen om te zien hoe de verrezen Heer aanwezig komt in het leven van zijn leerlingen. Het wil mij helpen oog te krijgen voor Zijn niet evidente maar toch reële aanwezigheid. Hij is de Gekruisigde Jezus, maar toch is Hij ook zo helemaal anders, zo onvoorstelbaar nieuw. Hij is Jezus van Nazareth én Hij is de Christus die in Gods heerlijkheid is binnengegaan. Hij leeft bij God en toch is Hij ook zo heel nabij.
Het verhaal speelt zich af “juist die dag”, d.w.z. op de eerste dag van de week (24,1), de dag van Jezus’ verrijzenis, de dag na de sabbat. Dat is vandaag, op zondag. De zondag is daarom de dag bij uitstek voor de wekelijkse ontmoeting tussen de verrezen Heer en zijn leerlingen.
Twee van hen zijn onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs, een dorp dat ongeveer 12 km ten westen van Jeruzalem ligt. Het is geen toeval dat het verhaal zich grotendeels ‘onderweg’ afspeelt. Het vraagt immers een hele tijd, een groeiproces, een hele weg om geleidelijk aan tot inzicht te komen in de aanwezigheid van de verrezen Heer, tot het besef dat Hij onze tochtgenoot is. Geloven is een weg afleggen, een leven lang. Herken ik dat? Welke weg heb ik tot op vandaag afgelegd in mijn geloofsgroei?
De twee leerlingen spreken met elkaar over alles wat in Jeruzalem de voorbije dagen is voorgevallen. Ik beeld mij de twee leerlingen in die met elkaar van gedachten wisselen. De ene heet Kleopas, de andere blijft anoniem. Dat maakt het mij gemakkelijker om mij met deze leerling te identificeren. Waarover hebben zij het? Wat is de stemming bij die twee? Waarom verlaten zij Jeruzalem? Wie laten zij achter?
Plots voegt er zich een derde persoon bij hen. Het is Jezus zelf. Zij zien Hem wel, maar zij herkennen Hem niet. “Hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen”, schrijft Lucas. Zo gaat het dikwijls in ons leven. Jezus wandelt met ons mee, maar wij zijn niet in staat Hem te herkennen. Onze ogen, vooral de ogen van ons hart, zijn blind voor zijn discrete aanwezigheid. Herken ik mij soms in deze onmacht om Jezus aan mijn zijde te ‘zien’? Wat bewerkt zijn ogenschijnlijke afwezigheid in mij? Wrevel? Verlangen? Opstandigheid?
Ik hoor nu Jezus geïnteresseerd vragen: “Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?” Ik zie de twee halt houden, met een bedrukt gezicht. Ze zijn verwonderd. Kleopas vraagt: “Zijt gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem dat gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?” En Jezus vraagt: “Wat dan?” Wat doet het mij om Jezus – die wel goed weet wat er in Jeruzalem de voorbije dagen met Hem is gebeurd – te zien polsen naar wat de twee leerlingen bezig houdt? Het interesseert Hem blijkbaar. Hij nodigt ook mij uit om te vertellen. Wie is de persoon die met mij meegaat op mijn levensweg en aan wie ik mijn ontgoochelingen kan vertellen? Vertel ik soms aan Jezus wat er gebeurd is of wat mij zwaar op de maag ligt?
Ik beluister wat de leerlingen aan de ‘vreemdeling’ over Jezus vertellen. Wat zeggen zij over Hem? Wie was Hij voor hen? Wat is er met Hem gebeurd? Wat zeggen zij ook over zichzelf? Wat zeggen zij over wat er nu, op de derde dag, gebeurd zou zijn met Jezus? Ik zoek het op in de tekst.
Wie is Jezus voor mij? Wat vind ik belangrijk om over Hem te vertellen? Wat zou ik zeggen indien ik aan iemand iets over Jezus zou moeten vertellen? Wat hoop ik vanuit mijn geloof in Jezus? Wat verwacht ik van Hem? Waarin heeft Jezus mij al ontgoocheld?
Uit hun verhaal blijkt dat deze leerlingen moeite hebben met wat er verteld wordt over Jezus: een leeg graf … de boodschap dat Hij weer leeft. Is dat soms ook mijn moeite? Welke is mijn moeite met het verrijzenisgeloof. “Maar Hem zagen ze niet” zeggen ze. Zouden deze twee leerlingen er soms naar verlangen om Jezus te zien? Is dat soms ook mijn verlangen?
Dan neemt de ‘vreemdeling’ het woord en zegt hij: : “O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?” Wat doet het mij om Jezus te horen zeggen dat wij ‘zo traag van hart zijn in het geloof aan wat de Schriften zeggen’? Ben ik in mijn geloof ergens ‘blijven staan’ zoals ook de twee leerlingen in dit verhaal zijn blijven staan?
“Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had.” Jezus haalt verschillende Bijbelteksten aan. Hij kent de Schrift als geen ander. Hij haalt de vele passages aan die betrekking hebben op de Messias, op zijn zending, op zijn lijden en sterven. Hij vertelt ook de vele passages die spreken over Gods wonderbaarlijk handelen in de geschiedenis van zijn volk. Ik luister geboeid hoe deze ‘vreemdeling’ het lijden en sterven van Jezus een plaats geeft in het geheel van de heilsgeschiedenis. Zou het kunnen dat dit alles een zin had? Zo ja, welke? Lucas vertelt niet welke Bijbelpassages Jezus allemaal ter sprake brengt. Waar en hoe zou ik ze op het spoor kunnen komen? Wat doet het mij wanneer iemand boeiend en als geen ander de Schriften uitlegt?
“Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: 'Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.' Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven.” Jezus doet er alles aan om door de leerlingen gevraagd te worden bij hen te blijven. Hij is er op uit om hen in te wijden in zijn nieuwe bestaanswerkelijkheid. De leerlingen vragen Hem dan ook, als in een gebed: “Blijf bij ons!” Vraag ik het wel eens aan de Heer om bij mij binnen te komen, om bij mij te blijven? Vraag ik het ook wanneer het duister wordt in mijn leven?
Jezus gaat nu bij hen binnen. Ze gaan aan tafel. Dan neemt hun tochtgenoot het brood, spreekt de zegen uit, breekt het en reikt het hun toe. Brood nemen, zegenen, breken en delen. Wat roepen deze handelingen bij mij op? Waar doen zij mij aan denken?
“Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht” schrijft Lucas. In het begin zagen de leerlingen Jezus, maar herkenden zij Hem niet. Nu herkennen zij Hem, maar verdwijnt Hij uit hun ogen en zien zij Hem niet meer. Nu, na geluisterd te hebben naar de Schrift en bij het herhalen van ‘zijn’ gebaar – het breken van het brood – weten zij de verrezen Christus aanwezig, zonder nog Jezus van Nazareth te zien met de fysieke ogen. In het licht van de Schrift krijgt zijn lijden en sterven een nieuwe dimensie. Weet ik soms met mijn hart Jezus aanwezig in de eucharistie? Is het teken van het breken van het brood voor mij ook al eens opengegaan of gaan spreken?
Toen de leerlingen er bij de ‘vreemdeling’ op aandrongen, “ging Hij binnen om bij hen te blijven”, schreef Lucas. De twee konden er toen de diepe betekenis niet van vermoeden. Jezus is op hun vraag ingegaan, zelfs meer dan ze hadden kunnen denken. Hij is inderdaad bij hen binnengegaan om bij hen te blijven, vooral in het breken en het eten van het brood. Hij is in hun hart binnengegaan. Nu kon Hij dan ook uit hun ogen verdwijnen. Bij wie ervaar ik dat Jezus leeft in zijn of haar hart?
Terugblikkend op hun tocht, merken de twee dat hun hart ontvlamde tijdens het luisteren naar de wijze waarop de ‘vreemdeling’ hun de Schriften opende. Het was al een eerste teken van Jezus’ nieuwe aanwezigheid. Word ik bij het luisteren naar een verhaal of een passage uit de Schrift soms ook getroffen of geraakt, alsof dat woord of die passage mij persoonlijk aanspreken? Herinner ik mij zo’n woord of zo’n tekst? Zo ja, welke?
“Ze stonden onmiddellijk op”, schrijft Lucas. Opstaan is een werkwoord om te spreken over de verrijzenis van Jezus. Nu gebruikt Lucas het voor wat er met de twee leerlingen zelf gebeurt. Jezus is namelijk niet alleen voor zichzelf verrezen. Hij is ook opgestaan opdat ook wij zouden opstaan. De verrezen Heer brengt bij zijn leerlingen een nieuwe dynamiek op gang. Waar merk ik dat rondom mij? Bij wie?
De twee leerlingen keren nu naar Jeruzalem terug. Het is waarschijnlijk al donker (zie v. 29). Ze zijn niet bang om nu ook in de nacht te wandelen. Het is alsof zij een licht in zich meedragen. In Jeruzalem vinden zij de apostelen en de mensen van hun groep bijeen. Zij verklaren: “De Heer is waarlijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.” Wat de apostelen belijden klinkt de leerlingen van Emmaüs nu niet vreemd in de oren. Op hun beurt vertellen zij nu wat zij onderweg hebben meegemaakt en hoe zij de verrezen Heer hebben herkend aan het breken van het brood. Hoe stel ik mij deze nachtelijke ontmoeting tussen de twee leerlingen en de groep in Jeruzalem voor? Welke sfeer heerst er? Wat zegt deze nachtelijke ontmoeting mij over de verhouding tussen ‘het geloof van de Kerk’ (gesymboliseerd door de figuur van Simon Petrus) en de ‘persoonlijke ervaring’ (in dit geval van de leerlingen van Emmaüs)?
Ik zeg nu aan de Heer in heel gewone woorden – zoals ik het aan een vriend zou zeggen – wat mij in dit evangelie bijzonder getroffen heeft.
Ik formuleer vervolgens enkele gebedsintenties. Bijvoorbeeld:
- Voor mensen die ontgoocheld zijn in hun geloof, in hun hoop.
- Voor de kinderen en jongeren die zich voorbereid hebben op hun eerste communie, hun geloofsbelijdenis of hun vormsel, maar dat omwille van de omstandigheden niet kunnen vieren.
- Voor onze gemeenschappen die voorlopig niet kunnen samenkomen om eucharistie te vieren: dat er toch verbondenheid mag groeien rond en dankzij de verrezen Heer.
- Voor allen die het in deze coronacrisis moeilijk hebben; voor wie leven met onzekerheid; voor wie geen afscheid hebben kunnen nemen van een geliefde die overleden is.
Ik besluit met een Onze Vader of met onderstaand gebed.
Heer God,
door de profeten hebt Gij tot ons gesproken
en in Jezus is hun woord tot vervulling gebracht.
Wij danken U om het levende woord, onze verrezen Heer,
en wij vragen U:
open onze ogen voor Hem die met ons door het leven gaat;
open onze oren voor Hem die tot ons spreekt in het evangelie;
maak onze geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schiften.
Amen.