- Indien mogelijk neem ik een kruisbeeld en steek er een kaars bij aan.
- Ik maak bewust en langzaam een kruisteken, het teken van mijn verzoening met God, en ik zeg: “In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.”
- Ik neem even de tijd om er mij van bewust te worden dat ik voor God kom – Vader, Zoon en heilige Geest. Hij is er. Hij ziet mij. Hij wil me naar zich toe halen.
- Ik druk het verlangen uit om aanwezig te zijn: om er te zijn voor God, met heel mijn hart op Hem gericht, op zijn Woord. Ik vraag aan de heilige Geest om mij daarbij te helpen. Ik vraag dat ik gevoelig mag zijn voor het woord dat God tot mij persoonlijk richt : “Kom, heilige Geest, help mij om te luisteren naar wat God mij wil zeggen in het evangelie van deze 5de Paaszondag”
Ik lees nu luidop het evangelie volgens Johannes (14,1-12)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 1 “Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. 2 In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. 3 En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. 4 Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.”
5 Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?” 6 Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. 7 Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”
8 Hierop zei Filippus: “Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.” 9 En Jezus weer: “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? 10 Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht. 11 Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken. 12 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.
Ik neem de tijd om stil te staan bij wat mij treft in deze woorden van Jezus. Ik kan daarvoor de tekst een tweede keer lezen. De onderstaande commentaar kan mij helpen om binnen te komen in dit evangelie.
Jezus spreekt tot zijn leerlingen. Tot die leerlingen behoor ook ik vandaag. Zijn woorden zijn ook tot mij gericht. Deze gedachte laat ik tot mij doordringen: Jezus richt zich tot mij, tot ons.
We zijn vlak na het laatste avondmaal met de voetwassing en juist vóór Jezus’ arrestatie. Judas heeft zopas de zaal verlaten. De spanning onder de leerlingen is te snijden. Zij zijn ongerust en bang voor wat er gaat gebeuren met Jezus. Zij zijn ook bang voor wat hen zal overkomen. Hoe moet het met hen nu verder zonder Jezus? Ze zijn helemaal ondersteboven.
In deze context van onzekerheid en angst zegt Jezus tot de leerlingen: “Laat uw hart niet verontrust worden.” Die woorden wijzen allereerst op zijn grote innerlijke rust. Jezus straalt vertrouwen uit. Ja, in de afscheidsrede van Jezus krijgen we een spiritueel portret van Hem. Vanwaar dit vredig vertrouwen?
Welke zijn de dingen die mij verontrusten? Wat maakt mij vandaag bang en onzeker? Hoe ga ik daarmee om? Vertel ik het in mijn gebed ook aan de Heer? En hoe komt dit eerste woord van Jezus bij mij binnen?
“Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij”, zegt Jezus. In de vertaling van de Naardense Bijbel staat er: “Vertrouwt op God en vertrouwt ook op mij.” Vertrouwen is het sleutelwoord. Het is de bron van Jezus’ innerlijke rust.
Jezus zelf vertrouwt op God; dat die Hem namelijk niet in de steek zal laten in alles wat Hem zal overkomen. Jezus weet zich immers intiem met God verbonden, door Hem geliefd, door Hem gezonden en gedragen. Voor Jezus is God zijn ‘abba’, zijn ‘Vader’. Jezus nodigt ook mij uit om in alles wat op mij afkomt, zoals Hij, te vertrouwen op God. Hij zal mij nooit laten vallen.
Hoe reageer ik doorgaans in moeilijke situaties? Gelaten? Paniekerig? Geslagen? Alles onder controle houden? Kan ik in moeilijke situaties op God vertrouwen? Hoe druk ik dat vertrouwen dan uit? Wat bewerkt het vertrouwen op God in mij? Wat haal ik uit dat vertrouwen? Of wat maakt dat het voor mij moeilijk is om op God te vertrouwen?
Jezus nodigt mij uit om ook op Hem te vertrouwen. Al zal het er alle schijn van hebben, ook al zal zijn dood op het kruis een grote mislukking lijken, toch zal zijn lijdensweg niet zijn ondergang zijn. Hij vertrouwt immers op God. Daarom zegt Jezus: “Gelooft ook in Mij”. Blijf m.a.w. je vertrouwen in Mij behouden. Het klinkt bijna als een dringende vraag om Hem niet los te laten. Blijf je naar Mij toe keren, zegt Jezus.
Het is de gekruisigde én verrezen Heer die mij dat vandaag zegt. Hoe reageer ik op die uitnodiging? Is Jezus voor mij een houvast, een bron van hoop en van perspectief? Geeft mijn geloof in de Heer mij rust en vrede te midden van de woelige wateren? Wanneer steun ik op Jezus?
“In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.” (v. 2-3)
Jezus beschouwt en beleeft zijn komend lijden en sterven als een dienst. Hij opent voor zijn leerlingen, voor mij, de weg naar de Vader. Hij gaat voor elk van zijn leerlingen bij de Vader een plaats klaarmaken. Bij de Vader is dan ook ruimte voor velen. Daar wil Jezus ons bij zich hebben, ook mij. Ook ik behoor tot die ‘velen’. Hierom nodigt Jezus mij uit om in Hem te blijven geloven: Hij maakt de weg vrij naar God, naar zijn Vader die ook mijn Vader wil zijn, naar onze Vader. En Jezus drukt het mij op het hart: “Ware dit niet zo dan zou ik het u hebben gezegd!” Geloof me dus maar!
De plaats in het huis van de Vader, bereid door Jezus, doet doorgaans denken aan het leven na de dood. En terecht. In de uitvaartliturgie bidt de Kerk: “Als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis waar plaats is voor velen.” Dankzij de verrezen Heer mag ik hopen dat sterven een doortocht wordt naar God. Is dat ook mijn kijk op de dood?
Misschien is er ook nog een andere invulling mogelijk van de uitdrukking ‘een plaats bereiden in het huis van de Vader’. Dat ik namelijk bij de Vader steeds welkom ben. Nu al heb ik bij God een plaats. Door zijn lijden, sterven en verrijzen maakt Jezus het voor mij, voor ieder van ons, mogelijk dat ik altijd weer bij de Vader terecht kan. Jezus brengt mij voorgoed binnen in de familie van God. Jezus is de bruggenbouwer tussen mij en God. Bij God mag ik altijd weer thuiskomen. Ik heb er mijn eigen onvervreemdbare plek. En anderen hebben die ook want het huis van de Vader is geen besloten club, alleen voor een elite bestemd.
Wat doet het mij te horen dat ik bij God een thuis heb, een eigen plek, een voorbehouden plaats? Hoe reageer ik ten aanzien van Jezus op het feit dat Hij die plaats voor mij heeft klaargemaakt? Wat doet het mij te horen dat Jezus mij bij zich wil opnemen, om samen met Hem bij de Vader te zijn? Hoe kijk ik van hieruit naar anderen? Ook naar hen met wie ik niet zo gemakkelijk heb.
Voor Tomas is het allemaal niet zo duidelijk: “Waar gaat Gij heen? Welke is de weg?” Ook voor mij is het misschien niet altijd even duidelijk welke weg te bewandelen. Maar Jezus antwoordt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.” Het huis van de Vader en de weg zijn geen ruimtelijke en aanwijsbare locaties. De weg is iemand. Jezus zelf. Jezus is de weg waarlangs God tot bij ons komt. Jezus is ook de weg die naar God leidt. Die weg bewandelen is zich verbinden met Jezus, één worden met Hem. Dat betekent leven met Hem, leven zoals Hij en ook leven door Hem. Het is geloven in Jezus, Hem vertrouwen schenken en doen wat Hij zegt. Hem navolgen. En dat is steeds een dynamisch gebeuren, telkens nieuw en onuitgegeven. Daarom zei paus Benedictus XVI eens: “Er zijn zoveel wegen als er mensen zijn.” Augustinus zei al: “Via viatores quaerit. De weg zoekt bewandelaars”. Is Jezus ook voor mij de weg die ik bewandel? Hoe probeer ik die weg concreet te maken?
“Ik ben de waarheid en het leven” zegt Jezus ook. Ik neem de tijd om deze uitspraak van Jezus tot mij te laten doordringen. Hoe reageer ik als ik Jezus hoor zeggen: “Ik ben de waarheid”, “Ik ben het leven”? Wat roepen deze woorden in mij op?
In de Bijbel is de waarheid geen theoretisch discours of een geheel van stellingen en beweringen. Hier is de waarheid een persoon, iemand die liefheeft en die de voeten wast. In Jezus’ liefde tot het uiterste, in zijn “weg” tot het uiterste, laat Jezus zien wie de Vader werkelijk is. In Hem komt de waarheid van Gods liefde helemaal aan het licht.
Die waarheid maakt mij vrij. Daarom is Jezus ook een bron van leven. Jezus ís het leven. Jezus valt te be-leven en laat mij het echte leven proeven. Omdat Jezus waarheid en leven is, is Hij voor zijn leerlingen ook dé unieke weg naar de Vader. Maar ook omgekeerd. Omdat Jezus de weg naar de Vader is, is Hij voor hen ook waarheid en leven. Daarom mag ik Jezus aanbidden. De weg leidt, de waarheid bevestigt, het leven wordt gegeven. Is Jezus voor mij werkelijk de waarheid? Of slechts een waarheid onder de waarheden? Wat betekent het voor mij dat Jezus de waarheid en het leven is? Wat brengt dat met zich mee? Wat wijst erop dat Hij mij echt doet leven?
“Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen”, zegt Jezus. “Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.” Ja, het is Jezus’ zending én ook zijn diepste verlangen om de Vader zichtbaar, hoorbaar en tastbaar te maken, om zijn Vader aan ons te leren kennen als onze Vader. Het is zijn verlangen dat wij zijn Vader leren kennen en liefhebben; dat wij met de Vader zouden omgaan zoals Hij; dat wij met God vertrouwd zouden worden. Dat is trouwens al begonnen, want ook ik ben dankzij mijn doopsel al met Jezus verbonden, en dus met de Vader. Wat doet het mij te vernemen dat ik de Vader al enigszins ken? Leeft in mij het verlangen om Jezus (nog) beter te leren kennen? Om God beter te leren kennen? Waaraan herken je dat je groeit in de relatie met God?
Filippus heeft het nog niet door. Hij vraagt aan Jezus dat Hij hen de Vader zou tonen. Verlangt Filippus misschien een spectaculaire verschijning? Jezus antwoordt hem geduldig, zonder hem een verwijt te maken. Hij zucht alleen maar. “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus?” Ik mag mij misschien herkennen in Filippus: al zo lang met Jezus verbonden en Hem nog niet kennen. “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, (ik vul mijn voornaam in)? ”Iemand echt leren kennen is vaak een lang proces. Het vraagt dat de ander zich laat kennen. Maar Jezus kan ik er niet van verdenken dat Hij zich niet zou laten kennen. Daarom: wat in mijn leven bemoeilijkt of belemmert mij om Jezus beter te leren kennen? Wat is er nodig opdat ik Hem beter zou leren kennen? Wat is daarbij voor mij haalbaar in de situatie waarin ik mij bevind?
Jezus zien, is de Vader zien, weliswaar met de ogen van het geloof. Zoals aan Filippus stelt Jezus ook aan mij vandaag de vraag: “Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?” Geloof je niet dat ik één ben met de Vader en dat de Vader één is met mij? Wat Jezus zegt en doet, komt namelijk niet uit Hemzelf. Het is het werk van de Vader in Hem. Het is het mysterie van de menswording en van de trouwe verbondenheid tussen Jezus en de Vader. Elders zegt Jezus: “Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren” (Mt 11,27). Misschien kan ik aan Jezus vragen om mij te laten delen in zijn liefhebbende kennis van de Vader? “Heer, laat mij de Vader kennen! Laat mij U beter kennen.” Ik kan vragen om te groeien in een persoonlijke omgang met Jezus om zo meer vertrouwd te geraken met Hem en met God.
“Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken.” Welke concrete gebeurtenissen of veranderingen in het leven van mensen rondom mij zie ik die er op wijzen dat de Vader ook vandaag door Jezus aan het werk is?
“Wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.” Door mijn vertrouwen in Jezus krijg ik niet alleen toegang tot de Vader, Jezus belooft mij nu ook mij te betrekken in zijn eigen zending. Jezus zet zijn werk verder doorheen zijn leerlingen. “Je zal zelf ook de werken doen die Ik doe”, zegt Hij tot mij. Dat betekent mensen bevrijden, mensen nieuw leven geven, mensen doen opstaan. Waar zie ik dit gebeuren? Heb ik hier zelf ook ervaring mee?
- Ik zeg nu aan de Heer in heel gewone woorden – zoals ik het aan een vriend zou zeggen – wat mij in dit evangelie bijzonder getroffen heeft.
Ik formuleer vervolgens enkele gebedsintenties. Bijvoorbeeld:
- Voor alle mensen die leven in angst en onzekerheid: mensen in oorlogsgebieden, mensen die omwille van hun geloof of overtuiging bedreigd worden, mensen op de vlucht, mensen met honger en dorst …
- Ik vraag de Heer dat alle christenen mogen groeien in een persoonlijke omgang met Jezus om meer vertrouwd te geraken met Hem. En ik vraag dat in het bijzonder voor … .
- Voor de kinderen en jongeren die zich voorbereid hebben op hun eerste communie, hun geloofsbelijdenis of hun vormsel, maar omwille van de omstandigheden dat niet kunnen vieren. Dat zij in hun verlangen blijvend gevoed en gesteund worden.
- Voor onze gemeenschappen die voorlopig niet kunnen samenkomen om eucharistie te vieren: dat er toch verbondenheid mag groeien rond en dankzij de verrezen Heer. Om een groeiend verlangen om weer samen eucharistie te kunnen vieren.
- Voor allen die het in deze coronacrisis moeilijk hebben; voor wie ziek zijn; voor wie leven met onzekerheid; voor wie geen afscheid hebben kunnen nemen van een geliefde die overleden is. En ook voor wie aan het virus gestorven zijn.
Ik besluit met een Onze Vader of met de woorden van onderstaand gebed.
Dag aan dag, Heer, dag aan dag,
Drie dingen ik U vragen mag:
U kennen met meer helderheid,
U liefhebben met meer innigheid,
U volgen, waar uw weg ook leidt,
Dag aan dag!
Richard van Chichester (1198-1253)