In acht delen neemt mgr. Vanhoutte ons mee op de veertigdaagse ronde van Kerkland. Om de sterke tijd in de voorbereiding naar Pasen nader te verkennen, maakt de bisschop in zijn conferentie een vergelijking tussen de veertigdagentijd en een wielerwedstrijd.
Vanaf Aswoensdag zetten we op deze pagina wekelijks een deel van deze conferentie online. Kom dus geregeld kijken. Wil je nog 'ns nalezen wat de bisschop vertelde? De tekst vind je telkens onder de video alsook een printvriendelijke versie die je gemakkelijk kan afdrukken.
Wil je aan de startstreep liever meteen de hele conferentie bekijken? Dat kan! Ga hier naar de volledige video. Ze duurt ongeveer 50 minuten. We wensen je veel inspiratie toe!
De bisschop en de veertigdagentijd in andere media
Naar aanleiding van de veertigdagentijd, schreven de hulpbisschoppen Vanhoutte en Kockerols ook een brief. Die werd op Aswoensdag gepubliceerd in Kerk & leven. Daarnaast verscheen op Aswoensdag ook een interview met hulpbisschop Vanhoutte in Tertio. Een smaakmaker daarvan vind je op hun website. Op Aswoensdag kwamen de Mechelse vormelingen naar de kathedraal voor een ontmoeting met mgr. Vanhoutte. Bekijk enkele sfeerbeelden. |
Deel 3: Luisteren naar de ploegleider
Op weg naar Pasen is het van groot belang om te luisteren naar Gods Woord. We luisteren graag als Hij ons bevestigt en bemoedigt. Iedere tijd opnieuw klinkt zijn liefdesverklaring: Hij houdt van ons zoals we zijn. Door veertig dagen samen op weg te gaan, krijgen we tijd en kansen om sterker vertrouwd te worden met zijn Stem. De vertrouwdheid met zijn Woord is niet zo groot in onze dagen. Soms dreigt zijn spreken verloren te gaan in ons al te luid gepraat. De smeulende as van verflauwd geloof kan op weg naar Pasen aangewakkerd worden. Kunnen, durven, willen we geloven dat de Liefde bestaat, dat we door die Liefde gedragen worden, dat we liefdebekwaam zijn en erin kunnen groeien? Het is niet evident. Onze oren lijken wat verstopt voor dit goede nieuws. Maar het leven van wie er zich voor opent, komt in een ander licht te staan. Zin, oorsprong en bestemming van ons bestaan lichten op. Twijfels worden er niet mee weggetoverd. Voldoende luistertijd kan ons echter vertrouwder maken met Gods stem die ook in deze tijd ons hart wil raken.
Gods Woord klinkt niet altijd even troostvol. Hij laat niet alleen horen dat Hij ons graag ziet zoals we zijn. Hij laat ook verstaan dat Hij ons graag anders ziet worden. Op Aswoensdag klinkt het zo: ‘bekeer u en open uw hart voor het evangelie’. Dergelijke oproep vinden we wellicht vervelend. Het klinkt als een opgestoken vinger die laat horen dat we niet goed bezig zijn. Wie langer luistert, hoort er toch iets moois in. God roept op tot bekering omdat Hij vertrouwt dat we anders en beter kunnen worden en meer kunnen gaan leven als zijn kinderen. Die ommekeer wil Hij niet bewerken met dreigementen, terechtwijzingen of veroordelingen. Jezus toont ons hoe God bekering bewerkt door het aanbod van zijn goedheid. Hij beoogt geen revolutie door geweld maar door tederheid. Denk maar eens aan Zacheüs. Jezus gooide zijn leven ondersteboven door zijn onbetaalbare vriendschap.
Deel 2: Een ploegsport
In de veertigdagentijd gaat het niet om het leveren van persoonlijke topprestaties. Gelovigen zijn geen concurrenten. Er zijn ook geen individuele tijdritten. De tocht is een ploeggebeuren, in kerkverband. Hoe vreemd het ook mag klinken bij specialisten van de wielersport: we willen graag samen aankomen binnen de gestelde tijdslimiet.
Dit vraagt bijzondere aandacht en zorg voor alle ploegmakkers. Het komt er op aan te leren rijden in dienst van elkaar en niet enkel van de favorieten, bij wie we onszelf graag rekenen. Belangrijk is elkaar goed te soigneren en een goed voetwassingsprogramma op te stellen. We kunnen zoveel voor elkaar betekenen wanneer we onze talenten in dienst stellen van de ploeg. Soms zien we hoe sterke renners afzakken in het peloton om wie dreigt op te geven weer mee te trekken. Als christenen sterk zijn, aarzelen ze niet om er te zijn voor de zwakken. Ze weten immers dat de rollen vlug omgekeerd kunnen zijn. Elkaar dragen en verdragen hoort erbij. In de wereldkerk en in de grote mensenfamilie hebben we overal ploegmakkers. Tijdens onze veertigdaagse tocht oefenen we ons in solidariteit met kwetsbare mensen in zoveel landen van de wereld. Broederlijk Delen helpt ons om onze blik te verruimen en extra kansen te geven aan wie in mensonwaardige omstandigheden moeten leven.
In een hecht kerkverband zal ook ruimte zijn voor wie soms wetens en willens de tocht bezwaarde. Wie koos voor eigen gemak en de last bij anderen liet terechtkomen, wordt niet uit de koers gezet. Op weg naar Pasen wordt Jezus’ nieuwe-kansen-beleid in praktijk gebracht. Er kan vergeving groeien. Concurrenten kunnen broeders of zusters worden. Als niemand definitief wordt veroordeeld of afgeschreven maar weer een plaats krijgt in het geheel, komt de hele ploeg er sterker uit.
Het is een zegen voor de ploeg als koptrekkers elkaar afwisselen en de koers zo in een grotere versnelling brengen. Profetische stemmen en tekenen kunnen de kerkgemeenschap stimuleren in haar noodzakelijke vernieuwing. Het is een zegen voor de ploeg als ploegmaten elkaar afwisselend een tijd uit de wind houden om op adem te komen. Wie gezegend met kracht iets meer kan, laat anderen aansluiting vinden bij de ploeg.
Deel 1: aan de startstreep op Aswoensdag
Het startschot van de veertigdagentijd wordt op Aswoensdag gegeven. Het begin valt sterk op daar het niet plaatsvindt op een zondag maar op een dag in de week. Het is een gewone werkdag, ook al hebben velen in die periode vakantie. De uitbundigheid van carnaval valt stil voor wat meer ernst.
In de liturgische viering van Aswoensdag spreekt de grijze as een eerder ontnuchterende taal. Gelovigen worden er op hun plaats gezet. Ze krijgen te horen ‘ken jezelf’, ‘gedenk, o mens dat je stof bent en tot stof zal wederkeren’. Er is geen plaats voor overmoed. Ieder dient eerlijk onder ogen te zien waartoe hij maar in staat is. Niemand hoort echt graag dat hij broos is, vergankelijk. Sterfelijkheid is ons aller lot. Bedoeling is niet ons te ontmoedigen maar wel om ons te helpen om eerlijk aan de startstreep te staan en onszelf niet te overschatten.
Bij de start wordt onze inschrijving gecheckt. Die is reeds lang in orde. Vanaf ons doopsel beschikken we over een wettig verblijf in Kerkland. De geloofsgemeenschap heeft ons opgenomen. We krijgen vlot toegang tot het parcours. Het kruisteken waarmee we onze tocht beginnen, herinnert er ons aan dat we gedoopt zijn in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. De woorden van de Vader blijven nazinderen in ons hart: ‘je bent mijn veelgeliefd kind’. Het is goed onze doop te gedenken niet zozeer als iets van lang geleden, maar als een bad van goddelijke goedheid waaruit we steeds weer nieuw geboren worden. Onze conditie is broos. Toch mogen wij, stof van de aarde genomen, leven uit de liefde die God ons blijft toezeggen.
Het parcours dat ons naar Pasen leidt, is ons niet vreemd. We hebben het reeds eerder verkend. Het is ieder jaar eigenlijk hetzelfde. Alleen wij zijn elk jaar anders. De tocht is zoals iedere tocht: ergens vertrekken om ergens aan te komen. Die vanzelfsprekendheid wordt echter wel sterk Bijbels ingekleurd. Het land dat we achter ons laten is getekend door onvrijheid. Het is faraoland waar we slaven waren en onszelf niet konden zijn. We dromen van de aankomst, het beloofde land waar we de melk en honing van recht en vrede mogen proeven. Toch rijden we niet zomaar in één vlotte beweging het ene land uit en het andere binnen. Tussen de uittocht uit faraoland en de intocht in het beloofde land, ligt de tocht door de woestijn. Het is een tijd van moedig doorrijden maar ook van vermoeidheid. Het is hopen op het nieuwe en terug verlangen naar het oude. Het is een tijd van uitgezuiverd godsverlangen en van buigen voor afgoden die vlugger lonen. Het is een tijd van ontbering maar ook van manna, voedsel dat ons in beweging houdt. De doortocht is niet op een drafje af te werken. Zoals het volk eertijds veertig jaren door de woestijn trok, zo krijgen wij veertig dagen om naar het land van belofte te gaan.
Niet iedere starter haalt de eindstreep. Onze aankomst op Pasen is niet verzekerd. De tocht verloopt niet op ‘automatische piloot’. De rit vraagt volgehouden trouwe inzet dag na dag. Zo’n vernieuwingsbeweging vergt onze beste krachten. Soms loert de bekoring om de hoek. Dan willen we de zaak forceren en onze toevlucht nemen tot een of andere vorm van doping die ons extra vleugels geeft. Die middelen zijn verboden. Eigenlijk bestaan ze ook niet. Er is niets voorhanden dat ons in een mum van tijd kan oppeppen tot krachtpatsers in de vernieuwing van ons leven als christen. We kunnen alleen doen wat we kunnen en vooral leren vertrouwen op God die met ons de tocht meemaakt. Zoals Hij eertijds in wolk en vuur zijn volk door de woestijn leidde, zo zal Hij ook ons op onze tocht vergezellen.