M – Tijdens mijn verblijf in Kongo heb ik heel veel verschillende dingen gedaan: onderwijs in verband met huishoudelijk werk, naad, onderhoud, kinderverzorging.
Ook hielp ik in de zorg voor de zieken.
In Mikalayi heb ik gezorgd voor oude weduwen die door de clan verdreven werden uit het dorp. Zij kwamen bij ons hulp zoeken. Zij kregen bij ons een plaats waar zij samen konden zijn, hun pot koken. Zij kregen ook een stukje veld om te bewerken. Hierdoor konden zij in leven blijven. Hierdoor waren zij ook beschermd. Zij werden soms als “heksen” beschouwd.
In Matadi heb ik meegewerkt aan de zorg en opwaardering van personen met een handicap. Dat bestond nog nergens. Wij wisten zelfs niet dat deze er waren, want zij werden weggestoken. Wij hebben die terug in de maatschappij gebracht. Na een tijdje kwamen deze mensen open. Wij maakten hen bewust dat zij een menselijke waardigheid hadden ook met een handicap.
Sommigen leerden wij schrijven en lezen. Door hen te leren naaien gaven wij hen de mogelijkheid om in hun eigen levensonderhoud te voorzien.
Ook bij de melaatsen in Tshimuanza heb ik gewerkt. Wij hebben ze echt als gewone medemensen benaderd. Mits hygiëne liep ik geen kans om besmet te worden. Ik kookte de windels en gebruikte ze opnieuw om hun wonden te verbinden.
Deze mensen apprecieerden heel sterk dat ik hen gewoon als mens behandelde en niet als melaatse. Ik stond naast hen. Ik bewonderde hun kwaliteiten, want sommigen waren heel verstandig. Anderen konden uiteindelijk door hun ziekte bijna niets meer en waren totaal afhankelijk.
Het is moeilijk om aan een arme hulp te bieden zonder dat zij/hij zich hierdoor vernederd voelt. Het is vaak op hun hart trappen, want zij zouden het zelf willen, maar het gaat niet meer.
Ik heb dat allemaal met veel plezier gedaan.